Atheïstische Beweging

13_Epicurus

Epicurus

Epicurus

Epicurus aanschouwde het levenslicht op Samos, een grieks eiland, in 342 voor christus. Zijn ouders hadden zich daar gevestigd als kolonisten uit Athene. Door de dood van Alexander de Grote moesten de atheense immigranten “het land uit” om politieke redenen. Epicurus, die als 14-jarige al belangstelling toonde voor filosofie, ging aanvankelijk naar Colophon en stichtte daar een filosofische school, die hij later zou voortzetten te Athene, waar hij ook zou sterven. Zijn wijsgerige school vond altijd plaats in een tuin. En in Athene sprak men al gauw over de “tuin-filosofen” en de school zelf noemde men “De Tuin”.
Epicurus staat bekend als de grondlegger van het epicurisme. Het epicurisme heeft in de loop der tijden een slechte naam gekregen, zoals zo vaak gebeurt met een leer of een
“-isme”. Epicurisme had een naam gekregen van: “Alleen-maar-willen-genieten-van-het-leven”. Dit is niet helemaal terecht. De leer stelde namelijk, dat je tot de beste intellectuele prestaties komt, als je natuurlijke behoeftes eerst bevredigd waren. Kortom als je je goed voelde, met goed onderdak, genoeg voedsel enzovoorts, dan kon je een toestand van geestelijke rust bereiken, die hij “Ataraxia” noemde. Ook was het nodig om de angst voor de dood, die religie aanbracht, zo ver mogelijk van je af te zetten. En hiervoor was het weer nodig om het geloof zelf van je af te zetten. Dit laatste was het voornaamste doel van het epicurisme. Voor de rest stelde Epicurus een rustig leven voor met niet te veel rijkdom, maar zeker geen armoede. Men zou kunnen zeggen, dat Epicurus de uitvinder is van het “Je kunt niet geloven met een lege maag” principe, ook al geloofde hij zelf nauwelijks.
Hij zou driehonderd boeken hebben geschreven, waarvan er niet een volledig bewaard is gebleven. Over “het doel van het leven” schreef hij:

“….Ik weet niet, hoe ik een voorstelling van het goede zou moeten maken, als alle genietingen van de smaak, van de liefde, van het zien en van het horen niet zouden bestaan….”

En wat dacht u van het volgende:

“….De basis van alle goede dingen zijn de genoegens van de maag. Zelfs wijsheid en beschaving zijn daarop terug te voeren….”

Om zijn “Ataraxia” te bereiken moest je ook zo veel mogelijk vrij zijn van angstgevoelens. En de twee grootste angstbezorgers waren de dood en religie. Die elkaar ook nog eens versterkten, doordat religie de hel in het leven had geroepen. Door religie was men nu banger voor de dood dan nodig; aldus Epicurus. Hij probeerde daarom een metafysica uit te denken zonder ingrijpen van de goden, zonder hiernamaals en vooral zonder voorzienigheid. Hij moest dus niets van religie hebben, Integendeel, hij raadde het juist af. Over de dood zei hij onder meer het volgende:

“….de dood betekent niets voor ons, want wat is ontbonden, heeft niet langer gevoel, en wat geen gevoel heeft, betekent niets voor ons….”

Overigens stelt hij elders in zijn werk, dat goden wel bestaan, maar dat zij zich niet meer met de wereld bemoeien. De god van Spinoza; zoals verderop zal blijken. Je zou Epicurus dus een relatieve atheïst kunnen noemen. Hij had een hekel aan religie, maar niet aan god an sich.
Wetenschappelijk onderzoek had voornamelijk zin voor hem, voor zover het ten dienste stond van het bestrijden van geloof en bijgeloof. Zo circuleerden er in die tijd in Athene meerdere theorieën over de schijngestalten van de maan: Epicurus liet weten, dat hij iedere theorie over de maan prima vond, zolang er maar geen goden aan te pas kwamen.
Lucretius, hierna te bepreken, sprak in vervoering over hem en noemde hem: “De Vernietiger van de Religie”. Dit is uit een gedicht van Lucretius over Epicurus:

“….Toen op aarde de mensheid in gruwelijke slaafsheid neerlag, verdrukt door godsdienst, die hoog uit de hemel, dreigend en met een vreselijk aangezicht zijn hoofd aan de mensen toonde, waagde één sterfelijke man, een griek, voor het eerst zijn ogen op te slaan en zich te verzetten….”

Dan volgt er een verslag van een soort strijd tussen Epicurus en de “legende-goden”, waarna het gedicht verder gaat:

“….En als overwinnaar keerde hij terug en deed ons kond van wat kon ontstaan en van wat niet kon ontstaan….En hoe alles diep van binnen begrensd is. Waardoor weer de godsdienst onder de voet wordt gelopen, op zijn beurt wordt vergruisd en de overwinning òns zo hoog als de hemel verheft….”

Overigens had Epicures best wel rede om een hekel aan religie te hebben: Zelfs de Griekse, olympische goden eisten tot in de achtste a zevende eeuw nog mensenoffers. En in de landen om hem heen waren mensenoffers nog volop in zwang. Het zou tot aan de romeinse overheersing duren, voordat het afgelopen was. Heksenverbrandingen, meestal ook wel met een religieus tintje waren in Europa overigens pas tegen het eind van de reformatie afgelopen. Zijn expliciete haat tegen het geloof wordt door sommige schrijvers verklaard uit een jeugdtrauma: Epicurus moest als een zogenaamde “akoliet”, een soort kind-priestertje misschien vergelijkbaar met een misdienaar, met zijn moeder langs de straten trekken en haar gebeden luidkeels na zingen. En daar had hij een hekel aan. Hij zou daaraan een diepe afkeer van religie hebben overgehouden (Bailey).
Epicurus heeft flink van zich doen horen: Nog tot in de Middeleeuwen vond de officiële katholieke kerk het nodig, om hem een ketter te noemen, omdat hij het bestaan van god zou ontkennen. En zelfs Dante had van zijn vermeende goddeloosheid gehoord: In “De Goddelijke Komedie” plaatst hij Epicurus in de hel, terwijl deze nu juist zo rustig had willen leven.
Omdat hij het bestaan van goden, als zodanig, niet ontkende, maar wel een sterke afkeer had van religie, lijkt het erop, dat Epicurus een relatieve atheïst genoemd kan worden.

Geef een reactie