Atheïstische Beweging

22_Erasmus

Erasmus

Erasmus

Erasmus leefde van 1486 tot 1536 en werd geboren in Rotterdam. Zijn vader was priester en zijn moeder was diens huishoudster. Hij was dus een onwettig kind. Men noemde dat in die tijd: “defectus natalis”. Dat betekent zoiets als een kapotte geboorte ! Een onsmakelijke term ? Wat dacht u van “onwettig kind” ? Erasmus schijnt er in ieder geval z’n hele leven mee geworsteld te hebben: Hij probeerde van alles om het te verbergen en toen hij vijftig werd, vond het nog nodig, om de paus “dispensatie” te laten geven voor zijn onwettige geboorte.

Samen met zijn vriend Thomas More vertegenwoordigt hij, wat genoemd wordt: de “noord-Europese Renaissance”: In de noordelijkere Europsese landen kwam de Renaissance later dan in Italië en werd zij uiteraard overschaduwd door de Reformatie. In de loop van de zestiende eeuw was er toch sprake van een stroming, die bekend staat als het humanisme en die zich vooral in de noord-west Europese staten verspreidde, zonder dat er een direct verband was met de Reformatie. Deze humanistische denkstroming voltrok zich op zelfstandige wijze.
Deze noord-westelijke Renaissance was anders dan de Italiaanse Renaissance: Ze was niet anarchistisch, niet individualistisch, maar wat ingetogener: Er werd meer de nadruk gelegd op vroom zijn en maatschappelijk nuttig zijn. En men wilde wetenschappelijke normen opleggen aan de bijbel om een betere vertaling te maken dan het vulgaat, waar men het tot nu toe mee moest doen. De noord-westelijke Renaissance was wat minder briljant en wat degelijker dan de Italiaanse vorm:
Beide mannen, Erasmus en More waren felle tegenstanders van de scholastiek: Tijdens zijn theologie studie in Parijs ergerde Erasmus zich aan de eindeloze scholastische discussies tussen de scotisten en de occamisten (zie: Scotus en Occam), die overigens op een gegeven moment vrede sloten om zich vervolgens tegen de humanisten te keren, waar Erasmus nu juist weer vóór was.
Ook drongen Erasmus en More, zoals zoveel van hun tijdgenoten, hard aan op hervormingen in de kerk. Maar ze waren tegen de hervorming als afscheiding: De kerk moest één blijven.
Erasmus vond in navolging van Scotus, dat je het gezonde verstand boven het religieuze denken moest stellen. Onder andere in verband hiermee werd hij van ketterij beschuldigd.
Tot aan Luther waren Erasmus en More in noord-west Europa de belangrijkste denkers. Huizinga zegt over de Rotterdammer:

“….Het bijbelse humanisme van Erasmus inaugureerde de moderne beschaving….”

Een korte periode van humanistiek ging dus vooraf aan de noordelijke hervorming als een soort tweede regenboog van de zuidelijke Renaissance.

Was Erasmus religieus, atheïst of relatieve atheïst ? Op het eerste gezicht kan hij geen atheïst zijn geweest: Z’n vader was priester, hij kreeg als kind les van een pastoor, hij ging in 1488 het klooster in, werd vier jaar later tot priester gewijd, studeerde theologie, schreef zijn “Contemptu mundi”, wat in feite een aanmoediging was om in het klooster te gaan, vertaalde het nieuwe testament ter verbetering van het vulgaat en legde daarmee de grondslag voor het Luthers-hervormde denken. Zelfs zozeer, dat hem dat door de katholieken werd verweten.
Eigenlijk was Erasmus een tragisch soort tussenfiguur tussen de katholieken en de protestanten: Hij gaf de protestanten met een hoop dingen gelijk, maar hij wou per se niet, dat de kerk brak. Met als tragisch gevolg, dat de katholieken hem te protestant vonden, terwijl de protestanten hem te katholiek vonden. Uiteindelijk werd hij door geen van beide kampen vertrouwd.

Hij zou dus moeilijk een relatieve atheïst genoemd kunnen worden. Maar toch ! Zijn bekendste boek is “Lof der Zotheid”. We zullen een zestal citaten, laten zien, die veel zeggen over Erasmus’ ideeën over god en godsdienst. Maar eerst iets over de “Lof der Zotheid” zelf:
Wat bedoelde hij met dit boekje ? Hoe zou je in enkele zinnen kunnen zeggen, wat Erasmus duidelijk probeerde te maken ?
Dat zotheid, zoals hij het noemde, functioneel was !
De mensen hadden de zotheid maar al te hard nodig. We hadden maar al te veel behoefte, onszelf en anderen om de tuin te leiden: Stel je voor, dat iedereen de waarheid ging spreken. De wereld zou in haat en razernij ten onder gaan. Eigenlijk is “Lof der Zotheid” een nadere uitwerking van Socrates’ stelling, dat “de massa bedrogen wil worden”. En natuurlijk is geloven, dat je in de hemel komt, veel leuker, dan geloven, dat er hierna niets is. Freud spreekt niet voor niets over een “wens-illusie” (zie: Freud). De grootste wens-illusie van de mensheid is altijd religie geweest. En Erasmus toont dat met dit werkje aan: De grootste zotternij was volgens hem de godsdienst. Maar de mensen hadden het zo hard nodig !
Maar misschien is het goed, om de grote humanist zelf aan het woord te laten. De volgende citaten spreken voor zichzelf en maken redelijk duidelijk, of we Erasmus als religieus, relatief-, of absoluut atheïst moeten zien. Hij begint nogal zelf-bewust:

“…. Indien degenen terecht in het college der goden zijn opgenomen, die de mensen hebben gewezen op nuttige zaken als de wijn en het koren, waarom zou ík dan niet de Alfa der goden worden genoemd….?”

Op de historie van de kerk als instituut heeft hij vernietigende kritiek:

“….Hoewel de christelijke kerk door bloed is gesticht, door bloed is bevestigd en door bloed is vergroot, doen zij nu, als was er geen christus….en behartigen zij hun belangen met het zwaard….”

Over de scharen der gelovigen had de humanist geen verheven ideëen:

“….Daar komt nog bij, dat Hij de Zijnen, de tot onsterfelijkheid geroepenen, “schapen” noemt ! Nu bestaat er geen dommer wezen dan dit, getuige Aristoteles’ uitdrukking ‘schapenverstand’….Christus evenwel verkondigt, dat hij van deze kudde de herder is, ja….”

Het zes-en-zestigste hoofdstukje heet: “De Christelijke Godsdienst heeft met Dwaasheid te maken”. En hij stelt hierin op nuchtere toon:

“….Om het kort en goed te formuleren: de christelijke godsdienst heeft, dunkt me, überhaupt enige verwantschap met een bepaald soort dwaasheid en is met de wijsheid moeilijk te rijmen: ….De eerste stichters van deze religie hingen in bijzondere mate de naïviteit aan en waren felle tegenstanders van geleerdheid. Er zijn geen narren zo dwaas, als degenen, die eenmaal volledig zijn gegrepen door de bezieling van de christeljke vroomheid: Ze verspillen hun bezit, ze laten zich beledigen, ze maken geen onderscheid tussen vrienden en vijanden, gaan het genot uit de weg, gedijen op vasten…. hebben een afkeer van het leven en wensen niets dan de dood…. Welnu, is dat niet klinkklare waanzinnigheid ?
En de zaligheid der christenen, waar zij zo moeizaam naar streven, is ook niets anders dan een soort waanzin en zotheid!

Hoofdstukje zeven-en-zestig heet “Zotheid in Hemelse Zaligheid” en ook hierin spreekt Erasmus van waanzin:

“….Die hemelse beloning is niets anders dan een soort waanzin….”

Aan het eind betoont Erasmus zich toch de spotter, die als het erop aankomt, overàl afstand van neemt. Misschien zelfs wel van de katholieken èn de protestanten. En omdat het de zotheid was, die hij bezongen heeft, neemt hij afscheid van z’n lezers met de volgende aanbeveling:

“….Daarom, gevierde dienaren der ZOTHEID:….Vaarwel, betoon uw bijval, geniet van het leven en drink….!”

Geef een reactie