Atheïstische Beweging

25_Spinoza

Spinoza

Spinoza

In 1492 wisten Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië Spanje te verenigen. En dit had nogal wat gevolgen. Eén van de eerste maatregelen die het nieuwbakken koningspaar nam, was een verbod op het jodendom en de islam; katholicisme was voortaan verplicht. Velen vluchtten het land uit; zo ook de Joodse ouders van Spinoza. Hij werd geboren in Amsterdam in 1632 en leefde in Holland, in de Republiek, tot 1677.
Tijdens zijn schooljaren maakt hij kennis met de Thora, een Joods religieus geschrift. Hij merkt hierover op, dat hij niet gelooft, dat het door god geschreven is, omdat dat onmogelijk is, maar ook omdat de profeten elkaar tegenspreken. De hele Thora zegt hij, is een product van de menselijke fantasie. En bidden heeft geen enkele zin. Hij brengt hiermee zijn rabbijnen tot ontzetting.
Spinoza is wars van iedere vorm van autoriteit. Hij zegt ergens:

“….Als gehoorzaamheid eruit bestaat, dat iedereen opdrachten uitvoert op gezag van een autoriteit, dan is er voor gehoorzaamheid geen plaats in een staat, waarin de macht bij allen berust…. Een vrij mens maakt gebruik van zijn eigen intelligentie en gehoorzaamt niet aan een autoriteit buiten hem, maar alleen maar aan de wetten van zijn eigen inzicht….”

Vanaf 1657 krijgt Spinoza les van Franciscus van den Enden, die bekend staat als een anti-religieus man en voorstander van democratie, wat in die tijd erg ver ging; hoewel Occam het al in veertiende eeuw had geopperd. Waarschijnlijk heeft van den Enden Spinoza fors beïnvloed.

Zijn filosofie zou je de ‘one substance’ theorie kunnen noemen. Spinoza hield namelijk vol, dat hij wel in god geloofde maar, vroeg hij zich af…., wat is dat dan, god ? God is, betoogde Spinoza, het hele heelal met alle hemellichamen erin, dus ook onze planeet met alles en iedereen erop: alle zeeën, alle landen, alle huizen, alle mensen….dat is god ! (‘Deus sive natura’). God is gewoon de werkelijkheid en ’that is all’. Dus bidden had geen zin en godsdienst en kerken ook niet. Hij vond zichzelf dus gelovig en helemaal geen atheïst, maar veel van z’n tijdgenoten vonden van wel. Ook ontkende Spinoza, dat er een ‘goddelijk plan’ was en zelfs dat god iets kòn weten; wat Scotus overigens in de negende eeuw al had beweerd. Volgens Spinoza was het verschijnsel god iets onpersoonlijks. En hij geloofde niet, dat ‘onze lieve heer’ beloont en straft in het hiernamaals, noch dat hij de moraal dicteert. De moraal was door de mensen zelf uitgevonden, omdat zij dat nodig achtten voor het functioneren van de maatschappij. God had er niets mee te maken. God interesseerde er zich niet eens voor, volgens Spinoza !
Verder bestonden er geen wonderen, geen profetieën of openbaringen. Geen zielen zonder een lichaam, geen verschil tussen geest en materie (hierin sprak hij Descartes tegen). Mensen hadden geen enkele verplichting tot god en er was geen enkele andere wet dan de wet van de natuurlijke behoeften van het individu. Zelfbehoud, betoogt hij in zijn ‘Ethica’, is de grondslag van alle hartstochten. Hij zei hierover:

“….Geen enkele deugd gaat boven het streven naar zelfbehoud van het eigen wezen….”

Voor de kerk als instituut had Spinoza geen goed woord over. In zijn ogen was de kerk niet eerbiedwaardig, maar corrupt en maakte misbruik van de onwetendheid van de massa. Geloof was volgens hem ontaard, omdat het door middel van dogma’s remmend werkte op de ontwikkeling van de menselijke rede, het menselijk oordeel en het menselijk vermogen om onderscheid te maken tussen echt en onecht. Eigenlijk was de kerk was alleen maar een machtsinstituut, die als een intellectuele remschoen werkte.
Een van de belangrijkste taken van de staat was, volgens Spinoza, optreden tegen intolerantie van religieuze groeperingen, die in hun geloofsijver te ver gingen. Te veel macht voor de priester klasse behoorde in de Republiek verboden te zijn. Spinoza was vòòr godsdienstvrijheid, maar vond het niet nodig, dat religieuze minderheden indrukwekkend grote kerkgebouwen neerzetten.
Vrijheid voor het individu vond hij erg belangrijk. Vrijheid van meningsuiting, maar ook vrijheid van drukpers. Godsdienstvrijheid was ondergeschikt aan vrije meningsuiting, omdat het er een vorm van was. Godsdienst was volgens Spinoza, als het erop aankwam een mening, net als alle andere meningen. Dus met vrije meningsuiting had je vanzelf al godsdienstvrijheid.

Eén van zijn belangrijkste boeken is de ‘Tractus Theologico-politicus’. Hij betoogt hierin, dat de bijbel tegenstrijdige informatie geeft en daarom betwijfeld moet worden. Filosofie zou beter zijn dan religie en zelfs noodzakelijk voor het welzijn van individu en maatschappij. Democratie is de beste staatvorm (hierin betoont Spinoza zich een waardig leerling van van den Enden). Profeten spraken uitsluitend op persoonlijke titel en ze brachten hun profetieën alleen maar in verband met god om zichzelf een schijn van autoriteit te geven. Het ontbrak de profeten volgens Spinoza aan redelijkheid terwijl ze te veel verbeelding hadden. Of je aanvaardde de redelijkheid, òf de profeten, want ze spraken elkaar tegen.
Ook wijdt Spinoza een apart hoofdstuk aan het feit dat joden zichzelf het ‘uitverkoren volk’ noemen. Hij gaat namelijk impliciet en expliciet uit van de gelijkwaardigheid van alle individuen en vindt daarom het ‘uitverkoren volk’ idee ongegrond.
Wat de wet betreft: de kerk dient volledig ondergeschikt te zijn aan de staat. En men dient zich te realiseren, dat alle wetten, zelfs die in de bijbel staan, eigenlijk universele wetten zijn, gemaakt door de menselijke rede. Goddelijke wetten bestaan niet.
Er lopen eigenlijk drie rode draden door het boek: De tegenstelling rede versus religie. Het warme pleidooi voor vrijheid van meningsuiting en democratie. En het aan de kaak stellen van religieuze intolerantie van zowel de katholieken, de protestanten als de joden.
Het boek wordt een ‘getuigschrift van de macht van de rede’ genoemd.

Zijn standpunten waren in die tijd zonder meer gevaarlijk en Spinoza kwam dan ook herhaaldelijk in conflict met de heersende religieuze klasse. Sterker nog; hij is zijn hele leven in conflict geweest met de joden, de katholieken en de gereformeerden:
Z’n familie moest vluchten voor de Spaanse katholieken.
Als kind kreeg hij op z’n kop, omdat hij weigerde te bidden en de Thora ter discussie stelde.
In 1656 werd hij uit de Amsterdamse Joodse gemeenschap verbannen wegens ketterij. Niemand mocht met Spinoza praten, zaken met hem doen, z’n werk lezen of zelfs maar in z’n buurt komen. Hij was altijd kritisch over de ‘leer’ en men bood hem eerst geld aan om z’n mond te houden. Toen hij daar niet op in ging, pleegde men zelfs een moordaanslag op hem (Russell).
De orthodoxen van beide zijden, zowel katholiek als protestant, beschuldigden hem van atheïsme, wat hij altijd is blijven weerspreken.
Spinoza durfde de ‘Ethica’ niet eens uit te geven uit angst voor religieuze repressie.
Hij weigerde een professoraat in Heidelberg , omdat hij daar het christendom niet kon bekritiseren; hij bleef liever in de Republiek. Spinoza vond vrijheid belangrijker dan een leerstoel.
Hij werd bijna door iedereen, tot zelfs een eeuw na z’n dood, als een zeer slecht mens beschouwd, omdat hij god loochende. De termen ‘atheïst’ en ‘spinozist’ zouden tot in de achttiende eeuw in Europa min of meer synoniem blijven en hadden een ongunstige klank; nog net geen scheldwoord, maar je werd niet graag zo genoemd (Israël).

Spinoza was tijdens zijn leven al beroemd over heel Europa; ook buiten de intelligentsia. Hij had veel volgelingen onder wie Bayle, die over hem zei:

“….Spinoza’s filosofie is het hoogtepunt van al het materialistische en atheïstische denken, sinds de oude presocratische wijsgeren. Want hij heeft alles samengesmeed tot één logisch en ordelijk geheel….”

Was hij nu een atheïst of niet ? Men vond van wel, omdat hij alles wat met god en godsdienst te maken had loochende en vol hield, dat religie op gespannen voet stond met de logica. Spinoza vond zelf van niet, omdat hij het totaal van de werkelijkheid, de natuur, god noemde. Bayle vond hem wel een atheïst en bewonderde hem ervoor. Voltaire noemde Spinoza de meest konsekwente atheïstische denker van zijn tijd en zelfs nog konsekwenter dan Epicurus en alle oude Griekse denkers. De invloed van Spinoza op de Verlichting is groot. Ook Karl Marx is door hem beïnvloed. Waarschijnlijk was Spinoza een relatieve atheïst, of hij was een absolute atheïst, die voorzichtig was.

Geef een reactie