Atheïstische Beweging

41_Philipse

Philipse

Philipse

Professor Philipse (1951-) is een Nederlands filosoof. Hij studeerde in Leiden, Oxford, Parijs en Keulen. Momenteel is hij verbonden aan de Utrechtse Universiteit. Hij is bekend om zijn felle polemieken tegen religie en het verkeerde verband, dat er tussen religie enerzijds en wet en moraal anderzijds wordt gelegd:
Philipse wijst op artikel 23 van de grondwet, dat erop neer komt, dat de staat religieus onderwijs financiert. De kinderen worden in het onderwijs geïndoctrineerd met religie en de atheïsten, de meerderheid van de bevolking, moeten er nog aan meebetalen ook ! Hij vindt dit ‘volkomen immoreel’. En dat ze dat als ‘vrijheid van onderwijs’ betitelen, noemt hij een gotspe. Bovendien is het in strijd met artikel 1, dat het uitzonderingen maken voor welke religiante groepering dan ook, de facto verbiedt. Artikel 1 (het ‘gelijkheidsprincipe) is in strijd met artikel artikel 23 (het ‘apartheidsprincipe’).
Daar komt volgens Philipse nog bij, dat gemeenten het stichten van islamitische scholen zoveel mogelijk trachten te beperken, waardoor laatstgenoemden zich natuurlijk gediscrimineerd voelen. Veel beter is natuurlijk alleen maar openbare scholen. Religie hoort niet thuis in het onderwijs. Van de 201 basisscholen in Amsterdam zijn ruim de helft allochtoon en een minderheid autochtoon. Dit is een voorbeeld, aldus Philipse, waaruit blijkt dat de autochtone Nederlanders een minderheid gaan vormen in eigen land. Te vergelijken met de Tibetanen.
Ongetwijfeld gaat integratie van niet-westerse allochtonen het belangrijkste probleem vormen in de Nederlandse binnenlandse politiek van de komende jaren. In ieder geval wordt het hoog tijd om de grondslagen van het integratiebeleid opnieuw te formuleren.
Culturele, onder meer religieuze verschillen staan integratie in de weg, volgens Philipse. Veel auteurs hebben opgemerkt, dat de Arabische cultuur lethargischer is als de onze: Als er problemen zijn, en die zijn er natuurlijk altijd, hebben altijd ‘de anderen’ schuld: de zionisten, de Amerikanen, de kolonialisten of het Westen in het algemeen. Omdat kritiek op de islam zo-ie-zo verboden is, ontbreekt het volkomen aan zelfkritiek. Discussie over hun (islamitische) normen en waarden is daardoor onmogelijk. Waardoor integratie natuurlijk niet van de grond komt. Met name overheidsdienaren zouden daarom eens op moeten houden met te zeggen, dat de grenzen van vrije meningsuiting bereikt zijn, als er kritiek is op de islam of het christendom. De overheid neemt steeds de religianten in bescherming tegen de vrije meningsuiting en het zou juist andersom moeten zijn (zie: Spinoza).
Onze cultuur stelt Philipse, heeft de Renaissance en de Verlichting achter zich, waardoor de mensen veel individualistischer zijn geworden. Terwijl het sterk groeiende islamitische deel van de Nederlandse bevolking vaak nog tribaal denkt. De eigen groep, de eigen clan, de eigen familie of dorpsgemeenschap is vaak de basis voor moraal en gemeenschapsgevoel en niet het individu als zodanig. Vrouwen zijn bijvoorbeeld niet gelijkwaardig aan mannen in de islamitische gemeenschap, wat op een volkomen gebrek aan respect voor het individu duidt. En evenals genoemd artikel 23 is ook dit in strijd met artikel 1. Volgens de koran (soera 4, vers 34) mag een man zijn vrouw ‘vermanen en slaan’.
Een ander voorbeeld van dit tribale denken in plaats van individualistisch denken is het bestraffen van desnoods met de dood voor afvalligen; dat wil zeggen voor mensen, die geen zin meer hebben in religie en seculier willen leven: Het individu zelf beslist niet, maar de groep.

Philipse publiceert in meerdere media: Artikelen in dagbladen, lezingen, audio-CD’s, televisie programma’s, boeken en boekrecensies. We zullen over twee boeken een paar korte opmerkingen maken:
In het Atheïstisch manifest & De onredelijkheid van Religie laat Philipse z’n Spinozaanse ‘gezindheid’ merken. Hij merkt op, dat je geen beschrijvende inhoud kunt geven van het begrip god, zonder in strijd met de rede te komen:

“….ieder religieus openbaringsgeloof is irrationeel….”

In Ethiek en Evolutie stelt hij, dat de evolutieleer de mens dwingt, om na te denken over het fundament van de moraal. Net als Nietzsche vraagt Philipse zich af, waar de moraal vandaan komt en hij wijst op de evolutieleer. Tevens wijst hij op de invloed van wetenschappelijke ontdekkingen (vooral sinds de Industriële Revolutie) en op de verdere ontwikkeling van de ethiek. Ook het Nietzschaanse begrip ‘Umwertung aller Werte’ komt ter sprake.

Philipse Iijkt zich onder meer te baseren op: Socrates, Plato, Aristoteles, Descartes, Spinoza, Hume, Nietzsche, Russell en Sartre (zie: betr. denkers).

Geef een reactie