Atheïstische Beweging

Het religiante geweld

Een van de oudste vormen van geweld is zelfagressie: Bij de Maya’s moesten kinderen van de eigen stam geofferd worden en ook het bijbel verhaal waarin verteld wordt, dat Abraham zijn eigen zoon aan de god moest offeren, is een voorbeeld van zelfagressie. Moderne vormen hiervan zijn zelfverminking, vasten en besnijdenis.

Een tweede vorm van agressie is het feit, dat de kerk door de eeuwen heen, de wetenschap heeft gefrustreerd. Variërende van het opleggen van levenslang huisarrest aan Gallilëi en het levend verbranden van Bruno in de zeventiende eeuw tot en met het tegenhouden van embryo-onderzoek en het ontkennen van de evolutieleer in onze tijd. (Onfray, Harris).
Luther vond het bijvoorbeeld nodig om op te merken:

          “….Het verstand is de hoer van de duivel, die niets anders kan dan de woorden en daden van god belasteren en schade berokkenen….”  

Een vrij subtiele derde vorm is het volproppen van bijvoorbeeld de schilderkunst met god, jesus en alle andere hele of halve goden. Pas in de zeventiende eeuw ‘mochten’ mensen er menselijk uitzien met emotie in hun ogen. Voor die tijd keek iedereen in stomme verwondering op naar de god of zijn zoon met een uitdrukkingsloosheid, die een goed beeld geeft van een diep in religie gedompelde maatschappij (Huizinga).
Minder subtiel is natuurlijk het vernietigen van kunst, die niet met de religie zou stroken:
Het stukslaan van beelden (iconoclastiek in de vroege middeleeuwen en de beeldenstorm in de zeventiende eeuw), het verbranden van schilderijen, het slopen van prachtige bouwwerken en het opblazen van de grote Boeddha beelden door islamitische fundamentalisten.

De vierde, ook vrij subtiele vorm van agressie is ervan uitgaan, dat je je geloof zoveel mogelijk aan anderen moet opdringen en je je in geen enkel opzicht open hoeft te stellen voor de al of niet religieuze overtuiging van een ander. Eigenlijk is iedere vorm van missie of zending een vorm van onbeschoftheid. Een goede term in dit verband zou zijn: ‘religiante incontinentie’. Religiant onderwijs, zoals we dat in Nederland kennen, en de zondagssluiting zijn daar ook voorbeelden van.

‘Het kapen van de moraal’, is een vijfde en eveneens vrij subtiele vorm van brutaliteit. Vaak gaan religianten ervan uit, dat je alleen maar een moraal kan baseren op specifiek hun geloof. Terwijl je een moraal ook heel goed kunt baseren op seculier atheïstische opvattingen, zoals verwoord door denkers uit de Oudheid, de zeventiende eeuw en de Verlichting. Religianten gaan er nogal eens met de moraal vandoor. En dat is jammer, omdat we in onze pluriforme maatschappij behoefte hebben aan een moraal, waar we het allemáál over eens zijn. Dat zou dan een seculiere moraal moeten zijn (Cliteur). Onderdeel van dit ‘kapen van de moraal’, is het verschijnsel, dat je in de officiële media, de staatstelevisie, prima met je religiante verhaal terecht kunt, terwijl de atheïsten op het internet zijn aangewezen. Op de Nederlandse staatsomroep hebben diverse soorten religianten hun eigen zendtijd en zelfs hun eigen omroepverenigingen. De atheïsten, de Vrijdenkers bijvoorbeeld, hebben een kwartier per kwartaal !

Een zesde vorm (subtiel of juist niet ?) zou je kunnen noemen: de waarheid geweld aandoen. Onder meer Spinoza heeft genoegzaam duidelijk gemaakt, dat religie met haar sprekende slangen en over water lopende godenzonen niet te verenigen is met de rede. En dat we die rede nu juist zo hard nodig hebben. Religie hebben we al meer dan genoeg.
Eveneens een vorm van de waarheid geweld aandoen, is de ogen sluiten voor alle ellende, die godsdienst de mensheid door de eeuwen heen heeft aangedaan: De protestantse kerk keek de andere kant op, toen de slaven werden verscheept, de katholieke kerk zweeg, terwijl de joden werden vergast en in de islamitische wereld bleef het opvallend stil, toen de islamitische moordmachines zich in de Twin Towers boorden. Ontkennen, bagatelliseren en negeren; de heilige drie-eenheid van iedere godsdienst. De drie wereldreligies zijn er groot mee geworden (“religiante schizofrenie”). Erasmus zei van de stichters van de christelijke godsdienst, dat ze in hoge mate de ‘naïviteit aanhingen’ en ‘felle tegenstanders van geleerdheid’ waren. 

De zevende vorm is de agressie jegens seksualiteit, genot en gezondheid.
Het onderdrukken van seksuele gevoelens en mensen zelfs schuldgevoel aanpraten. Nietzsche noemde dit één van de ‘grootste rotstreken’ van het christendom. De neurotiserende werking van religie op seksualiteit in de wetenschappelijke zin is afdoende beschreven door Freud.
Het verwijderen van (delen van) geslachtsdelen is een vorm van geweld, die misdadig is, namelijk zware mishandeling. Uit naam van de god wordt bij deze religiante gelegenheid een gedeelte van de penis of de clitoris verwijderd. Waarom wordt zoiets niet verboden ? Omdat het al verboden is. Natuurlijk mag je geen stuk van je kind afsnijden, maar omdat het om godsdienst gaat, doen we een oogje dicht (Cliteur, Harris).
Religie verzet zich nogal eens tegen genot en zelfs lekker eten, bijvoorbeeld het verbieden van bier of varkensvlees (Epicurus, Condell, Onfray).
Tevens is er agressie tegen gezondheid; bijvoorbeeld het tegen gaan of zoveel mogelijk inperken van inenten, condoomgebruik, abortus en euthanasie.

De achtste vorm is de banale vorm van lichamelijk geweld en kent nog de meeste voorbeelden: Niet alleen tegen dieren: martelen onder het motto van ‘ritueel slachten’. Maar vooral tegen mensen: Zweep- en stokslagen in combinatie met opsluiting, villen, amputeren, de ogen uitsteken, mensenoffers (zelfs eerstgeboren kinderen, onder andere bij de maya’s), van torens afgooien, stenigen, radbraken, vierendelen, met speren doodgooien, levend koken, levend verbranden, doodschieten, ophangen en vaak eerst ook nog langdurig martelen.
Aanvankelijk werden ketters en atheïsten eerst met het zwaard gedood voordat ze het vuur in moesten. Daarna moesten ze levend het vuur in; vervolgens vaardigde een bisschop in de middeleeuwen uit, dat het voortaan een klein vuur moest zijn, omdat het anders te snel ging.
En wat dacht u van een god, die zijn zoon offert, omdat de mensheid hem niet bevalt ?

Zelfmoordacties vallen tegelijkertijd onder zelfagressie, de eerste vorm, maar uiteraard ook onder de laatste vorm.
Godsdienstoorlogen, de meest voorkomende ‘Casus Belli’ tot nu toe, vallen onder meerdere van genoemde vormen.

Moeilijk in te delen is de gewoonte bij katholieken om pas een stervende te willen troosten, als die eerst wat zonden biecht. Is dit onbeschofte lompheid of botte agressie ? 

En wat dacht U tenslotte van de zondvloed ?

Een gelegenheid, waarbij door onze lieve heer persoonlijk de complete wereldbevolking werd verzopen, omdat .…ja waarom eigenlijk ?

In Genesis 4 staat, dat Kaïn en Abel beide een offer brachten aan de god. Abel gaf vet van een lam en Kain gaf vruchten. Het vet van Abel werd door onze lieve heer dankbaar aanvaard, maar de vruchten van Kaïn wees hij af. Waarom, vertelt het verhaal niet. Maar Kaïn werd zo boos -niet op god, maar op Abel-, dat hij hem doodde. De allereerste moord werd dus gepleegd door ruzie om een religieus offer !

De zondvloed kwam erop neer, dat god dermate teleurgesteld was in zijn schepping, dat hij besloot iedereen te verdrinken, behalve Noach. De mensheid bleek echter taai en kwam er weer bovenop. Na enige tijd was het echter weer mis en deze keer werd iedereen in Sodom en Gomorra om zeep geholpen. Behalve Lot.
In Deuteronomium geeft de heer opdracht de Amorieten, de Basanieten en de Ammonieten van hun land en goed te verdrijven, de meisjes, die nog geen gemeenschap hadden gehad voor eigen genot te behouden en de rest, mannen, vrouwen en jongens, te doden.
Uiteindelijk kwam men in Egypte terecht, maar daar wilde gods eigen volk toch ook weer weg. De farao stond dit echter niet toe en god besloot daarom niet minder dan 10 plagen op (het niet-joodse deel van) de Egyptische bevolking te doen neerkomen: Variërende van het water, dat in bloed veranderde via een kikkerplaag naar allerlei ziektes en tenslotte de dood van alle eerstgeborenen.
Het is goed om op te merken, dat deze verhalen gezien moeten worden als de mythologie van het Joodse volk. Redelijk vergelijkbaar met de mythologie van de Grieken. Hoewel de Joodse god barser en onvriendelijker overkomt. De Griekse goden waren in alles wat menselijker; vooral in hun zwakheden. De uittocht van het Joodse volk uit Egypte is dus waarschijnlijk mythisch en niet historisch. In de Egyptische historische annalen is er nergens sprake van een dergelijk incident. Terwijl de oude Egytenaren erom bekend staan, dat ze alle belangrijke gebeurtenissen nauwkeurig bijhielden.
Nietzsche vond het oude testament prachtig; het nieuwe testament vond hij afschuwelijk. Wat overigens aan de bijbel opvalt, is dat het niet een boek is; het zijn twee boeken.
Eenmaal ‘out of Egypt’ worden de Hievieten, de Kanaänieten en de Hettieten uitgeroeid op last van alweer, de heer. Door de gehele bijbel heen is er eigenlijk sprake van bloedvergieten afgewisseld met zo nu en dan een wonder.

Zoals opgemerkt moeten we het oude testament zien als mythologie: wreed en prachtig, maar niet historisch. Mensen als Anaxagoras, Protagoras en Socrates zijn echter wel historische figuren. Anaxagoras en Protagoras moesten vluchten voor religiante terreur en Socrates kostte het z’n leven. Alle drie hadden ze in min of meerdere mate getwijfeld aan de goden.

In Romeinse verslagen is er sprake van de arrestatie van een joodse dissident genaamd jezus van Nazareth. De Nazarener zou politieke aspiraties hebben. Waarschijnlijk was hij iemand, die een nieuwe godsdienst wou opstarten, zoals er in die tijd wel meer waren. Het joods religieuze establishment wou daarom van hem af en de Romeinen ook. Een moord op een religieuze dissident. Als er al een historische figuur jezus is geweest, is hij waarschijnlijk zelf ook het slachtoffer geworden van religiant geweld !
Overigens zijn dat soort executies een verlengstuk van de veel oudere ’totemistische’ mensenoffers (Freud).
Mensenoffers in West-Europa zijn vrij lang in zwang geweest. In Griekenland is het in de achtste à zevende eeuw voor christus al afgeschaft. De Romeinen maakte er een einde aan in de landen rondom de Middellandse Zee, maar in West-Europa is men nog heksen en ketters blijven verbranden gedurende de gehele Middeleeuwen.

Hypatia was een Grieks filosofe. Ze leefde van 370 tot 415 in Alexandrië. Ze doceerde wiskunde en neoplatonische filosofie. Ze was verbonden aan de beroemde bibliotheek van Alexandrië. En als intellectueel genoot ze in haar tijd grote bekendheid. 
Er werd van haar gezegd, dat ze zo succesvol was in literatuur en wetenschap, dat zij alle filosofen van haar tijd overtrof. Ze sprak vaak in het openbaar en men kwam van heinde en verre, om naar haar te luisteren en om door haar onderwezen te worden. Haar optreden had iets soevereins en tegelijkertijd iets elegants. Staatslieden schuwden niet, om met haar gezien te worden.
Er was echter een politieke machtsstrijd gaande tussen gematigde heidenen en fanatieke christelijke fundamentalisten, waar Hypatia in verzeild raakte, omdat de plaatselijke heerser haar weleens consulteerde. Zij werd door fanatieke christenen, die de vernietiging van de heidenen eisten, van hekserij en bijgeloof beschuldigd.
De christelijke Romeinse keizer had net bevolen, dat alle heksen, bij-gelovigen en heidenen voor de leeuwen geworpen moesten worden, maar omdat men in de provincie niet altijd over een arena beschikte, moest men aldaar volstaan met ijzeren haken, waarmee het vlees van het lichaam van de ketter moest worden afgeschraapt. En de patriarch van Alexandrië had aansluitend de vernietiging van alle niet-christelijke tempels verordonneerd.
Hypatia was in haar koets op weg naar haar huis, waar een woedende christelijke menigte haar opwachtte. Ze werd uit haar koets gesleurd, haar kleren werden haar van het lijf gescheurd en met bakstenen werd ze half dood geslagen. Vervolgens werd ze door de straten gesleept tot ze helemaal dood was, waarna haar lichaam aan stukken werd gescheurd en verbrand. Waarschijnlijk is zij één van de eerste slachtoffers van de christelijke heksenvervolgingen.

Kort na de val van het Romeinse Rijk waren de christelijke priesters zelf eerbiedwaardige ‘Romeinen’ geworden en begonnen de schuld van de dood van jezus wat meer bij de joden te leggen dan bij de Romeinen. Op instructie van de kerkvader Augustinus, die later heilig verklaard zou worden, mochten joden ‘wel leven, maar niet gedijen’, wat betekende dat ze in sommige landen in ghetto’s terecht kwamen. Het antisemitisme is, naarmate de kerk in de loop van de Middeleeuwen meer invloed kreeg, steeds verder toegenomen. En het is blijven toenemen door de Reformatie en de Verlichting heen met als triest hoogtepunt de holocaust die, naar we verderop zullen zien, in hoge mate een gezamenlijke onderneming was van fascisten en katholieken.
De heilige Augustinus, die in feite de aftrap gaf voor het antisemitisme in West-Europa zag de diaspora als god’s gerechtigde straf tegen de joden: Zij waren de schuld van de kruisdood van jezus; zij waren de schurken. En hun ellende was hun eigen schuld: Hadden ze de ‘waarheid van christus’ maar moeten aanvaarden ! Aldus Augustinus.
Men had niet alleen een hekel aan joden; als je een godvrezend mens was, behòòrde je een hekel aan joden te hebben. Er waren zelfs katholieken die de schuld van de pest, die in de zesde eeuw een kwart van de bevolking van West-Europa wegvaagde, aan de joden gaven. Tot aan de kruistochten werd het maatschappelijk onbehagen en de religiante agressie voornamelijk afgereageerd op joden, ketters en atheïsten.
Augustinus was eerst aanhanger van het Manicheïsme. Maar nadat hij er zich van af had gekeerd, vond hij dat ‘alle manicheërs moesten worden gedood’ ! Hij was zelfs van mening, dat een ketter ‘erger’ was dan een atheïst, want de laatste ‘wist niet beter’. Ook vond hij een ketter ‘erger’ dan een moordenaar, want een moordenaar nam alleen je lichaam, maar een ketter nam ook je ziel. Tegen iedereen, stelde de kervader, die zich buiten de leer van god en de officiële kerk stelde, mocht desnoods ‘buitensporig geweld’ gebruikt worden. Want ‘christus had de heilige Paulus ook met blindheid geslagen, om hem het licht te laten zien’. Om geen bloed aan de handen te krijgen, regelde Augustinus, dat als de kerk iemand excommuniceerde, de staat -meestal de koning- hem dan executeerde. Zijn strijd tegen religieus dissidenten noemde hij zijn Bellum Deo; oorlog voor god. De kerkvader Augustinuswordt daarom de ‘vader van de Inquisitie’ genoemd.
Hypatia was één van de eerste, die op een afschuwelijk manier werd omgebracht, maar zij zou niet de laatste zijn. Het terreursysteem van Augustinus zou gedurende meer dan duizend jaar steeds verder en verder geperfectioneerd worden met als ‘mijlpaal’ Thomas van Aquino, die in de dertiende eeuw besloot om ketters voortaan levend te verbranden. Ook Thomas werd heilig verklaard. Wat men onder ketterij verstond, veranderde echter wel voortdurend. Zo werden in de elfde eeuw in Goslar in Duitsland enkele tientallen christenen verbrand, omdat ze weigerden kippen te slachten; dat was ketters.

De christelijke kerk was eerst bestreden door het oude Rome, maar had die strijd glansrijk gewonnen met uiteindelijk een Romeinse keizer, die zich tot het christendom bekeerde. Op deze manier had de kerk via de troon een ijzeren greep op de wereldlijke macht. Maar…. Rome viel ! En de kerk moest dus op zoek naar een nieuwe beschermheer met een nieuw machtsinstrument.

Karel de Grote bracht in de achtste à negende eeuw door erven en veroveringen een wereldrijk tot stand: Het grootste deel van west-, midden- en oost Europa, alsmede een groot deel van de Balkan wist hij te onderwerpen. En het lukte hem de opmars van de islam in zuidoost Europa bij de Pyreneeën tot staan te brengen. Men zag zijn rijk als de herrijzenis van het oude Romeinse Rijk.
Karel was een diep gelovig mens en zag het christelijke geloof als het cement van de samenleving en iedereen ‘moest eraan geloven’: Alle volken, die veroverd waren, werden verplicht het christelijk geloof aan te nemen; zo niet, dan werd men letterlijk aan het zwaard geregen. Men noemde dit “bekering met ijzeren tongen”. Vooral de Saksen en de Friezen verzetten zich hevig. Karel vaardigde een decreet tegen hen uit, dat erop neer kwam, dat de doodstraf stond op het niet aanhangen van het christelijk geloof. In het kader van dit decreet werden in 782 vijfenveertighonderd Saksen onthoofd.
Keizer Karel wilde van zijn rijk een soort christelijke totalitaire staat maken: Hij stelde bisschoppen aan als zogenaamde ‘zendgraven’, die overal in zijn rijk moesten inspecteren en verslag aan hem moesten uitbrengen. Ook gaf hij voorschriften aan priesters en bemoeide zich met leerstellingen van de kerk. Hij liet zelfs synodes organiseren en sprak regelmatig met de paus over religieus-maatschappelijke zaken. Scheiding van kerk en staat was in die dagen nog ver te zoeken. Dat soort ideeën zouden pas met de Verlichting in de achttiende eeuw komen.
Tegen het eind van de achtste eeuw zat er een Nederlander op de pauselijke troon: Adrianus. De Vaticaanse staat strekte zich toen uit tot aan de Alpen, maar werd gedeeltelijk door de Longobarden ingenomen. Adrianus riep Karel te hulp, die de Longobarden verdreef. Toen Karel na zijn overwinning Rome binnentrok en als een held werd onthaald, werd hij door de paus tot Romeins keizer gekroond. De ‘heilige stoel’ probeerde hiermee de suggestie te wekken, dat een keizer zijn kroon van een paus moest ontvangen, omdat het kerkelijk gezag boven het wereldlijk gezag zou staan. Het schijnt, dat keizer Karel zich hieraan ergerde, hoewel hij zich ook vereerd voelde met zijn keizerstitel. In ieder geval voelde hij zich gesterkt in zijn genocide-beleid ten opzichte van atheïsten en ketters. Karel is in 1165 heilig verklaard.

De kruistochten is eigenlijk de verzamelnaam voor een reeks oorlogen, die vaak geproclameerd werden door een paus, maar waarvan religie altijd de ‘casus belli’ was.
Ze begonnen eind elfde eeuw en duurde ongeveer tweehonderd jaar. Hoewel je ze in theorie tot in de zeventiende eeuw kunt laten voortduren. De tachtigjarige oorlog zou je als de laatste kruistocht kunnen beschouwen.
Er werden kruistochten gehouden tegen diverse vijanden, in diverse gebieden: De oostelijke Middellandse Zee kust, met name Jeruzalem (tegen de islam). Spanje en Portugal (eveneens tegen de islam). Maar ook Frankrijk en Duitsland. Hier waren het vooral de ketters, die het moesten ontgelden.
Wat opvalt aan de kruistochten, is dat het enorme collectieve ondernemingen waren op supranationaal niveau met de kerk als overkoepelende factor. Dit laatste laat zien, dat de katholieke kerk in deze tijd op het toppunt van haar macht was. Zij wist een coalitie, vergelijkbaar met de huidige NAVO samen te smeden en kon daardoor enorme legers op de been brengen, om de strijd aan te binden met haar vijanden binnen en buiten Europa en om haar invloedsfeer nog verder uit te breiden.
Vanaf de elfde eeuw waren de invallen van de Noormannen afgelopen en er kwam enige stabiliteit in Europa. Meer bos werd gerooid, venen en moerassen werden drooggelegd en de bevolking groeide. Eén van de pausen vond zelfs, dat er overbevolking was. En doordat de dreiging van de binnenvallende Noormannen wegviel, begon men onderling meer oorlog te voeren. Het pauselijk gezag vond, dat al die agressie naar buiten gekeerd moest worden en kon met een kruistocht ook haar eigen gezag versterken. De meeste kruistochten waren dan ook op initiatief van een paus. Koningen hadden er niet eens altijd zin in. Zo is van Frederik II, keizer van het Heilige Roomse Rijk, bekend dat hij helemaal niet op kruistocht wou. Maar hij moest wel, omdat de paus hem anders excommuniceerde. Ook dit toont de enorme macht van de kerk in de Middeleeuwen. Overigens gingen er ook veel op kruistocht om het avontuur te zoeken en om er beter op te worden: Adel, die zonder land was komen te zitten en mensen met een slecht geweten. Want tegenover deelname aan iedere kruistocht stond een zogenaamde aflaat, waardoor je van al je zonden af was.

Speciaal ter gelegenheid van de kruistochten werd de ‘orde der Tempeliers’ opgericht. In feite was dit een moordmachine uit naam van god. Deze ‘ridders van christus’ waren vooral aangesteld, om zoveel mogelijk bloed te vergieten van moslims, joden, ketters en atheïsten. Het probleem was dan ook, hoe je dat moest verantwoorden tegenover de christelijk bijbelse leer van naastenliefde. De paus hield daarom in 1129 een concilie, waarin de regels voor de tempelier-orde door Bernard van Clairvaux werden opgesteld. En wel zodanig, dat ze zonder gewetensbezwaar niet-christenen konden doden, en wisten, dat ze daardoor juist in de hemel zouden komen. Een ridder, die een christen doodde, moest echter de orde uit. Ze waren berucht om hun niets ontziende fanatisme, waarmee ze natuurlijk flink wat haat opriepen: Saladin, de heerser van Syrië en Egypte was dè grote tegenspeler van de kruisvaarders. Een aanzienlijk aantal kruistochten waren succesvoller voor Saladin dan voor de katholieken. De belasting, die het Vaticaan over heel Europa (!) hief ten bate van de kruistochten, heette zelfs de Saladin-tiende. Saladin was nogal eens edelmoedig tegenover gevangengenomen gewone ridders, maar tempelier ridders werden direkt omgebracht en hij liet ze nogal eens op rituele wijze doden. Er werd dan eerst flink gemarteld; met publiek.
De tempeliers waren een zeer rijke orde en hadden nog een enorm bedrag van de Franse koning, Filips de Schone, tegoed. Om onder zijn schuld uit te komen, besloot hij ze van ketterij te beschuldigen en te laten doden. De paus wilde echter niet meewerken en koning Filips liet daarom de paus vermoorden. Zijn opvolger wou ook niet meewerken. Filips liet deze ook vermoorden, totdat uiteindelijk een vertrouweling van hemzelf tot paus werd gekozen. Deze laatste wist het voor elkaar te krijgen, dat op één dag, in 1312, alle tempelieren tot ketters werden verklaard, zodat de koning z’n zin kreeg: Alle tempelieren werden eerst gemarteld, vervolgens vermoord en Filips de Schone was van zijn schulden af.

De eerste kruistocht was redelijk succesvol: Jeruzalem werd veroverd en helemaal leeg geplunderd. De Islamitische en Joodse inwoners werden verkracht, onthoofd of verkocht als slaaf aan een Europeaan of een Egyptenaar.

De tweede kruistocht was een initiatief van dezelfde Bernard van Clairvaux, die de ‘leefregels’ voor de tempeliers had opgesteld. Het werd echter een falikante mislukking. Saladin wist zelfs Jeruzalem weer terug te veroveren op de christenen.

De derde kruistocht was zeer bloedig: kruisridders werden door moslims onthoofd en hun hoofden werden opgestuurd naar Egypte, om mee naar de vijand te zwaaien. Militair was het echter ook een mislukking: Saladin wist zijn gebied zelfs nog iets uit te breiden en dit laatste was aanleiding voor de vierde.

De vierde mislukte, omdat de Venetianen er een handelsoorlog van wilden maken. Ze wilden de handel in het oostelijke Middellandse Zee gebied, de winstgevende levantvaart, in handen krijgen. En daarom overtuigde ze de kruisvaarders ervan, om niet Jeruzalem te veroveren, maar Constantinopel.

De paus nam hier uiteraard geen genoegen mee en riep daarom de vijfde kruistocht af. Deze keer waren het voornamelijk Hollanders, Vlamingen en Friezen, die mee gingen onder leiding van Willem I en de graaf van Wied. Het Vaticaan besloot zich deze keer zelf met de gevechten te bemoeien, hetgeen desastreus zou blijken. De Friezen gingen mee, omdat een aantal van hen kruisen had gezien in de lucht. Willem voer met een Hollandse vloot naar Lissabon, dat nogal wat islamitische inwoners had en belegde de stad. De burgerij zag de overmacht en gaf zich over aan Willem, die ze in ruil daarvoor vrije aftocht beloofde. Toen ze volgens afspraak ongewapend naar buiten kwamen, werden ze door Willem en zijn troepen alsnog afgeslacht. De islamitische stad Hairin onderging hetzelfde lot, maar bij Cadiz aangekomen bleek de stad verlaten. Men besloot toen, om na het plunderen letterlijk alles te slopen: niet aleen alle tempels en huizen werden afgebroken en in brand gestoken, maar zelfs de bomen werden omgehakt en afgebrand. Na gedane zaken besloot Willem met zijn vloot door te varen naar het heilige land om nu ècht op kruisvaart te gaan. De inwoners van Jeruzalem hadden, toen ze hoorden, dat er weer kruisvaarders aankwamen, al hun muren gesloopt, want dan zou daarna de stad des te gemakkelijker op de christenen heroverd kunnen worden. Desalniettemin liet Willem om onduidelijke redenen Jeruzalem links liggen en de vloot zette koers naar Egypte om eerst de stad Damiate in te nemen. Dit lukte en van de 60.000 inwoners bleven er 10.000 in leven, die verkocht werden. Egypte bood vervolgens, als een soort vredesvoorstel, Jeruzalem aan in ruil voor Damiate plus een enorm geldbedrag èn het kruis van christus. De kruisridders waren erg ingenomen met dit voorstel, maar het Vaticaan ging bij monde van de pauselijke afgezant, de nuntius, niet akkoord, omdat Jeruzalem niet met onderhandelingen maar met strijd ingenomen moest worden. Toen Willem dit hoorde, werd hij zo kwaad, dat hij onmiddellijk met al zijn schepen naar huis ging. De nuntius en de rest van het uitgedunde kruisleger vonden, dat daarom Caïro maar aangevallen moest worden. Maar de generaals vonden het beter, om te wachten tot na het seizoen van de overstromingen. De nuntius stelde, dat god aan hun kant stond en zette de aanval toch door. Toen de ‘ridders van god’ voor Caïro stonden, zette de sultan de sluizen open en de ridders stonden opeens op een eiland. De nuntius vluchtte onmiddellijk terug naar Rome en de kruisvaarders moesten in ruil voor een vrije aftocht Damiate weer afstaan. De laatste kruisvaarders besloten toen ook maar huiswaarts te keren.

De Duitse keizer Frederik II had helemaal geen zin in de zesde kruistocht, maar het Vaticaan had zoveel macht, dat ze hem kon dwingen door te dreigen hem ‘in de ban’ te doen. Toen hij bij Jeruzalem aankwam, was zijn leger door zware stormen op de Middellandse Zee al bijna gehalveerd. Niettemin veroverde hij Jeruzalem, maar wist, dat hij het niet lang kon volhouden tegen de veel talrijkere moslims. Hij besloot te onderhandelen: De moslims mochten Jeruzalem houden in ruil voor vrije toegang voor de christenen tot hun heilige plaatsen. De paus was woedend en keizer Frederik werd alsnog in de ban gedaan.

Bij de zevende ging het weer om Jeruzalem, dat nog steeds niet was veroverd. Deze keer waren de Franse koning Lodewijk IX met zijn broers door de paus als ‘uitvoerders’ aangesteld. Ook deze zevende werd een fiasco: In het nabije oosten aangekomen, besloot één van de broers van Lodewijk om eerst Caïro aan te vallen. Deze aanval kostte hemzelf en een groot aantal tempeliers het leven. Lodewijk kwam echter vast te zitten in het moerasgebied van de Nijldelta, net als bij de vijfde kruistocht. Besmettelijke ziektes en gebrek aan voorraden deden de rest. Wat er toen nog van het kruisleger over was, werd door de Egyptenaren omgebracht of als slaaf verkocht, hoewel de meesten al weer naar huis waren gegaan. Lodewijk zelf kon alleen het vege lijf redden, door een enorm bedrag losgeld te betalen aan de Egyptenaren.

Tijdens de gevechtshandelingen in Egypte is er ook een soort ‘interne kruistocht’ gehouden tegen de katharen. De Katharen zaten vooral in zuid Frankrijk, in de Languedoc. Ze waren van mening, dat god nooit zijn zoon zou sturen, om zo te lijden. Ook ontkende ze, dat god zich zou manifesteren in iets banaals als een stuk brood (de ‘Transsubtantiatie’). Dit was ketterij ! Bernard van Clairvaux, die het regelement voor de tempeliers had geschreven en de tweede kruistocht had geleid, werd naar zuid Frankrijk gestuurd, om de Katharen ervan te overtuigen, dat ze verkeerd bezig waren en dat de paus erg ontstemd was. Zijn preken vonden echter geen gehoor; hij werd zelfs uitgejouwd. Het Vaticaan beriep zich op uitspraken van Augustinus betreffende ketters en bij een concilie werden er decreten uitgevaardigd tegen Katharen, Waldenzen (ook ketters), moslims, joden, atheïsten, homoseksuelen en leprozen. Joden moesten voortaan een geel insigne dragen (!) en naar model van Augustinus werd de zogenaamde inquisitie in het leven geroepen. Een instelling die, qua bloedvergieten en moordzucht in de geschiedenis nauwelijks haar weerga kent.

Om de decreten van het concilie waar te maken, werd besloten om eerst de Katharen uit te roeien door middel van een kruistocht door zuid Frankrijk: Aangekomen voor de poorten van Béziers vraagt één van de kruisvaarders zich af, hoe ze nu de goede katholieken van de Katharen moesten onderscheiden. De abt van Citeaux, die de leiding heeft over de strafexpeditie, antwoordt: 

                “….Doodt allen; God zal de zijnen herkennen….

Onder toeziend oog van de abt wordt in 1209 de volledige bevolking van Béziers uigemoord. Er wordt niemand in leven gelaten, zelfs geen vrouwen en kinderen. Op één dag vallen er 20.000 slachtoffers. Het jaar daarop worden in Minerve 140 Katharen levend verbrand en in 1244 nog eens 215 in de burcht van Montségur. De Katharen gingen toen ondergronds en het zou nog 80 jaar duren, voordat de laatste Kathaar op de brandstapel stierf. De paus, die hier grotendeels voor verantwoordelijk was, noemde zich overigens ‘Innocentius’.

In 1229 kondigde de paus een tweede ‘interne’ kruistocht aan. Deze keer ging het om de ‘Stedingers’ in Duitsland. De Stedingers leefden langs de Wezer en hadden de autoriteit van de aartsbisschop betwijfeld. Vijf bisschoppen kregen van Rome opdracht, om een legermacht van 40.000 man uit de grond te stampen. Bij de Stedingers aangekomen werden eerst 11.000 ketters op het slagveld afgemaakt en niet één gevangen genomen. Vervolgens werd opgetrokken naar de woonsteden van de Stedingers en iedereen, mannen, vrouwen, kinderen en ouden van dagen werden gedood; de meesten werden verdronken in de Wez

Een derde interne kruistocht was gericht tegen de Waldenzers. Dezen waren van mening dat, iedereen de bijbel moest kunnen lezen en hadden daarom de bijbel vertaald in hun eigen taal. Ze twijfelden aan de heilige sacramenten, ze lieten vrouwen preken, ze stelden de macht van de priesterklasse ter discussie en bekritiseerden openlijk de corruptie aan het Vaticaan. In 1184 werden de Waldenzers geëxcommuniceerd en ze zijn eeuwenlang vervolgd. In 1393 zijn er op één dag 150 levend verbrand. Een vinding van Augustinus werd door de inquisitie nieuw leven ingeblazen: Met haken het vlees van de botten afschrapen, terwijl de ketter nog leefde. En meestal vond dit plaats in het openbaar.
Koning Lodewijk IX van Frankrijk kon niet verkroppen, dat hij de zevende kruistocht had verloren en begon daarom de achtste. Men kwam echter niet verder als Tunis. Reeds daar was de helft van de legermacht al afgevallen door allerlei ziektes, een aantal kruisvaarders was naar huis gegaan en Lodewijk zelf stierf uiteindelijk ook nog. Men kwam daarom maar met de sultan van Tunis overeen, dat er zich monniken en priesters mochten vestigen en men kreeg handelsrechten. 

Volgens de meeste literatuur was de negende kruistocht de laatste. Zoals gebruikelijk was het weer een paus, die het initiatief nam. Er was echter niet veel animo voor. Alleen Venetië wou wel meedoen, maar dan moest Constantinopel veroverd worden en niet Jeruzalem, omdat dat economischer was. Ze kregen van de paus toestemming, maar het mislukte. Vervolgens kregen de Venetianen ruzie met de tempeliers over het al of niet veroveren van de stad Akko. Akko werd uiteindelijk wel veroverd, maar werd in 1291 weer heroverd door de islamieten. De negende kruistocht was dus ook een mislukking.

De kruistochten begonnen aan het eind van de dertiende eeuw te verlopen, maar dit betekende niet het einde van het geweld:
In 1401 werd in Engeland door koning Hendrik IV de zogenaamde Haeretico Comburendo aangenomen. Een wet, die de doodstraf stelde op ketterij, waarbij in het midden werd gelaten, wat er onder ketterij werd verstaan; dat werd aan de kerk over gelaten. Dit betekende, dat iedereen, die in de ogen van de kerk ketters was, door de staat werd terechtgesteld. Dit gebeurde onder meer met de volgelingen van John Wycliffe, omdat ook zij de Transubstantiatie ontkende en openlijk het gezag van Rome bekritiseerden. Wycliffe noemde de paus zelfs de ‘anti-christ’. Hijzelf ontkwam aan vervolging, omdat hij door de regering in bescherming werd genomen. Maar tal van zijn volgelingen zijn in het openbaar op de brandstapel aan hun einde gekomen.
In 1482 wist paus Sixtus in het piepkleine staatje Andorra 2000 ketters op één dag levend te verbranden.
Ondanks het geweld kwam er echter geen einde aan ketterij. Integendeel vanuit Rome leek het wel, of er steeds meer ketters kwamen. En dat was ook zo. De kerk stond op punt te breken. Europa maakte zich op voor haar volgende cultuurperiode: de Reformatie.

Religieus dissidente groeperingen als Katharen en Waldenzers kunnen gezien worden als voorlopers van het protestantisme en de Reformatie. De breuk, die de Reformatie gaf, moet vooral in politiek opzicht niet onderschat worden: Vòòr de Reformatie was de katholieke kerk heer en meester in het grootste deel van Europa. Ná de Reformatie was de invloedsfeer van het katholicisme teruggedrongen tot ruwweg alleen zuid Europa. En er waren nieuwe sterke nationale staten ontstaan in het machtsvacuüm, dat het katholicisme achterliet.(Palmer)

Bekende hervormers als Luther en Calvijn hadden, net als alle hervormers voor hen, kritiek op Rome en hadden andere ideeën over de christelijke leer dan het Vaticaan. En ze vonden, dat dit gewoon moest kunnen. De paus en alle andere katholieken waren echter van mening, dat daar de doodstraf op stond en pasten dit zo veel mogelijk toe. De protestanten, bijvoorbeeld Luther zelf, betaalden de katholieken met gelijke munt terug. Luther liet atheïsten, katholieken, joden en (andere) ketters om het even terroriseren. Vervolging en de daarmee gepaard gaande wreedheden gingen over en weer. Ook waren er groeperingen, die zowel door de katholieken als door de protestanten werden vervolgd:
Zo vonden de wederdopers, dat men zich op volwassen leeftijd moest laten dopen en niet als kind. Ook stonden ze polygamie toe. Hun leider, de hollander Jan van Leiden leefde met zeventien vrouwen, omdat hij naar eigen zegge ‘oud testamentair’ leefde’. Eén van zijn vrouwen wou hem verlaten en Jan zou haar eigenhandig onthoofd hebben. Tevens hadden de wederdopers geld en privébezit afgeschaft en alle boeken verbrand, behalve de bijbel. Ze haalden zich met hun leefwijze de haat op de hals van niet alleen katholiek Rome, maar ook van Luther en Calvijn. Luther zou gezegd hebben, dat ‘we’ desnoods met de katholieken moesten samenwerken, om van deze zwijnerij af te komen.
Münster, dat in handen van de wederdopers was gevallen, werd in 1530 belegerd door gezamenlijke strijdkrachten van katholieken en protestanten. Nadat de stad was ingenomen werd een flink aantal dopers niet verbrand, maar op cynische wijze verdronken. Omdat dit met een zware molensteen gebeurde noemde men dit de ‘doop met de steen’. Een groot aantal dopers werd publiekelijk doodgemarteld met gloeiend hete staven. De lichamen van Jan van Leiden en enkele van zijn volgelingen werden, in het kader van deze coöperatieve katholiek-protestantse expeditie, in kooien aan de toren van de stad gehangen. De lichamen heeft men er, als afschrikwekkend voorbeeld, bijna 50 jaar in laten zitten en de kooien hangen er nu nog ! 

Luther bestreed niet alleen wederdopers. Joden waren ook een geliefd doel van zijn hervormingsgezindheid. Over joden wist de ‘grote hervormer’ het volgende te zeggen:

         “….Joden zijn niet het ‘uitverkoren volk’, maar het volk van de duivel. Hun opsnijderij over hun afstamming, hun besnijdenis en hun wetten moeten als vuiligheid beschouwd worden. Joden zitten vol met de stront van de duivel. Hun synagogen moeten in brand worden gezet. Hun geld en hun bezittingen moeten afgepakt worden. We zijn fout, als we ze niet afslachten ….!” 

Hij schreef dit in een boekje genaamd ‘Over de Joden en hun leugens’. Dat Luther hiermee de bodem legde voor het Duitse antisemitisme, blijkt onder meer uit het feit, dat hij vijfhonderd jaar later door Hitler ‘één van de grootste hervormers’ zou worden genoemd.

Calvijn, de andere ‘grote hervormer’ deed in wreedheid niet onder voor Luther:
Servet had andere ideeën dan Calvijn over de heilige drie-éénheid, een katholieke wens-illusie, die hij (net als de wederdopers) verwierp en over de kinderdoop. Ook was hij, heel opvallend, van mening, dat rechtvaardiging ook zonder god of godsdienst mogelijk was. Calvijn ontstak in woede en zweerde in 1546, dat hij Servet om zou laten brengen, zodra hij daar gelegenheid voor had. Hij zei letterlijk:

          “….Wanneer hij hier komt zal hij, als mijn gezag ook maar iets waard is, niet levend vertrekken….” 

Servet was aanvankelijk gearresteerd, maar wist te ontkomen. In Genève woonde hij een kerkdienst bij, die geleid werd door Calvijn. Servet werd herkend, gearresteerd en voor de keus gesteld, of hij voor een protestante- of een katholieke rechtbank wilde verschijnen. Het werd de protestante rechtbank. Deze veroordeelde hem tot de brandstapel. Even was er sprake van, om Servet eerst te doden met het zwaard en dan pas te verbranden. Maar het Geneefse hof besloot hem levend te verbranden. Bij de ten uitvoer van het vonnis ging er ook nog van alles mis, waardoor het sterven nodeloos lang duurde. Calvijn zelf gaf Servet pastorale bijstand bij zijn executie. 

De aanleiding van de strijd van de protestante staten aan de Noordzee tegen het katholieke Spanje was de beeldenstorm. Hierbij werden katholieke kerken door woedende protestante volksmassa’s geplunderd en vernield. Deze beeldenstorm was grotendeels niet georganiseerd, hoewel Calvijn eigenlijk vond, dat de beelden door de overheid verwijderd diende te worden en niet door een wilde volksmenigte. Zelfs de islamieten bemoeide zich met de beeldenstorm. Suleyman I, heerser van het machtige Ottomaanse rijk, bood aan de beeldenstorm te financieren en militair bij te staan. De haat tegen de katholieken was dermate groot, dat de geuzen (een soort vrijwillige marine-kapervloot van de protestantse opstandelingen) een ere munt lieten slaan voor deze sultan met de tekst:         

                                      ” ….Liever Turcks dan Paaps….” 

De koning van Spanje, die zichzelf als “ridder van christus” beschouwde, stuurde in overleg met de paus een enorm leger onder leiding van Alva en een enorme vloot, de Armada, onder gezag van Medina Sidonia. Deze grootschalige veldtocht van het katholieke Spanje tegen de protestante Hollandse Republiek kan in theorie ook als een van de laatste stuiptrekkingen van de kruistochten beschouwd worden !
Een veel gebruikt ‘middel’ van de protestante ketters tegen de katholieken waren kapers. Deze kapers hadden meestal een zogenaamde kaperbrief, op grond waarvan ze schepen van andere landen mochten aanvallen; ook burger schepen. Overheden, die die kaperbrieven uitreikten, hadden op die manier een soort marine en deelden vaak mee in de buit. Zo ook Willem van Oranje, de politiek-militair leider van de protestante opstand tegen het katholieke Spanje. Hij had een kaperbrief uitgereikt aan de watergeuzen en de Oranjes kregen 10 % van de oorlogsbuit. Vooral het kapen van de Spaanse zilvervloot door Piet Hein maakte ze schatrijk. Maar tot ongenoegen van Oranje sloegen de geuzen vaak door:
In 1571 plunderden ze Monnickendam en Schellingwoude.
Een jaar later veroverden ze Gorinchem. Hierbij werd een waar bloedbad aangericht onder de katholieken: Zeventien priesters plus twee gewone katholieken werden gearresteerd, gruwelijk gemarteld en naar Den Briel gevoerd. Daar aangekomen moesten ze in hun ondergoed rondjes rond hun galg lopen. Vervolgens werden ze voor de keus gesteld zich te bekeren tot het protestante geloof, of te sterven. Ze kozen voor het laatste. Eén van de katholieken had een tatoeage op zijn arm, waaruit bleek, dat hij op kruisvaart was geweest (in de zestiende eeuw !). De tatoeage werd eerst weggesneden, want de haat tegen de ‘papen’, was groter dan de haat tegen de moslims. Alle negentien vonden de dood door ophanging op de Grote Markt van Den Briel. Hun lichamen werden van de geslachtsdelen ontdaan en nog verder verminkt; kleine delen van de stoffelijke overschotten worden nu nog bewaard als relikwieën in een katholieke kerk in Brussel. Later op de dag werden nog meer katholieke priesters verbrand.
In 1577 is het weer raak: Er vindt in Gent een staatsgreep plaats van radicale calvinisten. Die waren begonnen met het bekeren van katholieken onder dwang, terwijl alle katholieke geestelijken de stad uit moesten.
In Antwerpen vinden er antikatholieke rellen plaats, waarbij het Oranje nauwelijks lukt, het leven te redden van 180 katholieken, waaronder de aartsbisschop.
Willem van Oranje vond, dat de radicale protestanten in hun geloofsijver veel te ver gingen en op die manier de eenheid tussen de gematigd protestanten in het zuiden en de radicalere provincies in het noorden in gevaar brachten. Oranje was in zijn denken erg beïnvloed door Erasmus en wilde daarom niet zozeer een protestantse staatskerk, maar godsdienstvrijheid. Zo beschermde hij Descartes tegen een overijverig protestant universiteitsbestuur, dat hem eruit wou werken. Descartes werd trouwens ook gehaat door de katholieken. Door beide zijden werd hij van atheïsme beschuldigd, maar de prins van Oranje nam hem altijd in bescherming.
Ook bij het beleg van Bredevoort in 1595 was men van protestante zijde niet kinderachtig: Alle Spaanse troepen die aanwezig waren, werden vermoord en het stadje werd twee dagen geplunderd en geterroriseerd.

Het twaalfjarig bestand aan het begin van de zeventiende eeuw was een periode, waarin de protestanten niet tegen het katholieke Spanje vochten, maar tegen elkaar. De Preciezen tegen de Rekkelijken. Godsdienst was overigens niet de enige inzet in dit conflict; het ging ook om politiek. Het was ook een strijd tussen Oranje en de regenten, vertegenwoordigd door Oldenbarnevelt. Zo wilde Oldenbarnevelt vrede met de Spanje, maar Oranje wilde doorvechten, waarschijnlijk omdat de familie Oranje 10% van alle oorlogsbuit kreeg. Een van de belangrijkste strijdpunten was, of de Republiek een protestante staat met een dwingende staatskerk (de preciezen) moest worden, dan wel een land met godsdienstvrijheid (de rekkelijken). Op het toppunt van wat eigenlijk een burgeroorlog was, liet prins Maurits (die Willem intussen had opgevolgd) Oldenbarnevelt arresteren en op het Haagse Binnenhof in het openbaar onthoofden.

De protestante opstand van de zeven ‘Staeten’ aan de Noordzee tegen het katholieke Spanje heeft 80 jaar geduurd, maar was uiterst succesvol voor de Republiek. Aan het begin van de oorlog was Spanje rijk en machtig en de Republiek arm en onderworpen. Na de oorlog was het andersom ! De Republiek was uitgegroeid tot een wereldmacht met het monopolie op de wereldhandel. Officieel werd de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën pas in 1648 erkend. De rest van Europa vond een land zonder koning wel wat vreemd. En het was inderdaad een novum. Ons land was de eerste republiek van Europa ! Frankrijk is pas een republiek sinds 1789 en de fransen zijn er uitgesproken trots op. Nederland was al lang voor 1648 een republiek en niemand schijnt dat van belang te vinden. Professor Israël merkt in dit verband terecht op, dat we een stuk traditie, namelijk onze republikeinse traditie, verkwanselen.

Hoe is het de belangrijke denkers sinds de Reformatie vergaan ?

Bruno is weliswaar levend verbrand door het Vaticaan, maar hij is tijdens zijn leven net zo hard vervolgd door de lutheranen en de calvinisten. Zijn misdaad bestond eruit, dat hij enigszins seculier dacht. Hij vond, dat de zon een ster was, net als alle andere sterren.

Descartes stond op de straflijst bij de katholieken, maar moest door Willem van Oranje in bescherming worden genomen tegen radicale protestanten, die hem wilden vervolgen. Hij was het eens met Bruno en Gallilëi, dat de aarde om de zon draaide. Volgens protestants Amsterdam en katholiek Rome leidde dit tot atheïsme.

Spinoza werd zijn leven lang geterroriseerd door protestanten en katholieken, terwijl fanatieke joden zelfs een moordaanslag op hem hebben beraamd. Hij stelde, dat rede en religie onverenigbaar zijn en werd dus ook van atheïsme beschuldigd. Eeuwenlang werden in heel Europa de woorden ‘atheïst’ en ‘spinozist’, door elkaar gebruikt (Israel). 

Hobbes kreeg een publicatieverbod en het Britse Lagerhuis stelde een onderzoek naar hem in, omdat hij ‘atheïstische geschriften’ zou verspreiden. Hij had onder meer geschreven, dat het menselijk voorstellingsvermogen niet in staat is, om zich zelfs maar een god voor te stellen. En hij was het eens met Spinoza.

Bayle, die ook de rede boven het geloof stelde, moest uit Frankrijk vluchten, omdat hij ketters zou denken. Hij hield onder andere vol, dat christendom in moreel opzicht niet boven het atheïsme stond en hij verheerlijkte Epicurus. In Rotterdam zorgde de calvinistisch-protestante Waalse Kerk ervoor, dat hij als hoogleraar werd ontslagen. Die universiteit heet nu trouwens de ‘Erasmus-Universiteit’.

Meslier vond christendom en geloof in het algemeen minderwaardig en zag er alleen maar negatieve dingen in: Het zou iedereen een stuk beter gaan, als we iedere vorm van religie zover mogelijk van ons af zouden werpen. Meslier ging er veiligheidshalve vanuit, dat het beter was, om na zijn dood te publiceren. Hij heeft dus zijn hele leven gezwegen uit angst voor de kerkelijke terreur.

Zelfs Hume werd atheïsme voor de voeten geworpen, ondanks het feit, dat het toen al tweede helft achttiende eeuw was !

d’Holbach, die ook in de achttiende eeuw leefde en het christendom omschreef, als een ziekelijke vorm van zelfontkenning, schreef onder pseudoniem om geen problemen te krijgen met het religiante establishment.

Volgens Fichte was het ‘ik’, datgene waarbinnen de werkelijkheid zich afspeelde en alles had daarom zijn bestaan eigenlijk aan het ‘ik’ te danken. Dit betekende, dat er geen plaats was voor een godsbegrip. Het kostte hem z’n hoogleraarsstoel en hij moest de stad uit. Terwijl het al bijna de negentiende eeuw was !

Feuerbach was een voorloper van Freud en vond, dat religie een vorm van wensdenken was, die weinig met de werkelijkheid te maken had. Gelovigen werd geleerd van hun god te houden en agressief te zijn jegens niet-gelovigen. Ook hij leefde al in de negentiende eeuw, maar moest de universitaire wereld verlaten vanwege zijn atheïstische denkbeelden.

Bradlaugh, de atheïst-politicus, wou niet zweren op de bijbel en raakte aanvankelijk niet alleen zijn parlementszetel kwijt, maar werd zelfs opgesloten, ondanks het feit dat hij een gekozen parlementariër was. Hij werd geboycot door de regering en door de posterijen. In 1882 werd Bradlaugh met de andere redactieleden van de Vrijdenker, een seculier blad, vervolgd voor blasfemie. Twee redactieleden werden schuldig gevonden en gestraft met gevangenisstraf.  

Alle denkers moesten voorzichtig zijn: Niet publiceren, onder schuilnaam publiceren, nog niet publiceren, in Amsterdam publiceren en vooral: je voorzichtig en in bedekte termen uitdrukken. Bayle zegt bijvoorbeeld, een societyt van atheisten kan ook wel gereguleert zyn”. Je moet natuurlijk tussen de regels door lezen, om te begrijpen, dat hij bedoelde, dat religie nergens op slaat en dat we er vanaf moeten. Hij schreef dit namelijk in de zeventiende eeuw, waarin het levensgevaarlijk was, om openlijk aan het bestaan van god te twijfelen. Je kreeg dan de protestanten èn de katholieken tegen je. In zo’n geval kon je alleen overleven, als je zeer goede relaties in regeringskringen had. Scotus, Wycliffe en Descartes zijn daar voorbeelden van.

Alles wat men in het verleden schreef, is dus gekleurd met de toenmalige tijdsgeest. Een tijdgeest, die dermate met religie doordrenkt was, dat de doodstraf stond op ‘niet meedoen’.

Als je naar iets door een rood filter kijkt, wordt het roder gekleurd dan werkelijk. Je zou het beeld dan achteraf moeten corrigeren voor rood, om een goed beeld te krijgen. Zo zouden we alles, wat we weten van de Oudheid, de Middeleeuwen en de periode vanaf de Reformatie eigenlijk moeten ‘corrigeren voor religie’. Zo moeten we ons bijvoorbeeld goed realiseren, dat er in de Middeleeuwen veel meer atheïsten zijn geweest, dan lijkt. Want die lieten niets blijken, schreven (bijna) niets op en uit niets blijkt achteraf hun aanwezigheid. Ons zicht op de geschiedenis is vertroebeld door religie !

Deze site met haar verslaggeving van het seculiere denken door de eeuwen heen wil dat doorbreken !

Katholicisme in de achttiende eeuw 

De Verlichting was een in alle opzichten modernere periode dan de Reformatie. Er was veel meer plaats voor het rationele, veel minder voor het godsdienstige. Wetenschap was volkomen geaccepteerd en heksenprocessen kwamen niet meer voor. En, niet onbelangrijk, omdat de censuur was verdwenen, werden er opeens veel meer boeken gedrukt. Zelfs zo veel meer, dat je kunt stellen, dat Europa in de achttiende eeuw is gaan lezen (Israël).

Maar religiante geweldpleging en terreur gingen gewoon door:
Chevalier de la Barre, een jonge man van 19 jaar en een paar van zijn vrienden waren op een dag in 1765 in een baldadige bui en weigerden hun hoed af te nemen voor een processie, die voorbij kwam. Ook zongen ze anti-religieuze liederen, waarin de heilige maagd Maria een hoer werd genoemd. De bisschop, die zich al lange tijd ergerde aan het goddeloze gedrag van zijn tijdgenoten, besloot dat er een voorbeeld gesteld moest worden.
De Chevalier, die dacht alleen maar een beetje provocerend op te treden, werd veroordeeld tot kleine- en grote foltering. Zijn rechter hand werd afgehakt en zijn tong werd afgesneden, indien hij hem ver genoeg uitstak. Anders zou zijn tong worden uitgerukt. De kerkelijke rechtbank wilde het namelijk onmogelijk maken, dat de veroordeelde op het schavot nog allerlei ketterse uitspraken deed. Ze had daar ‘vervelende ervaringen’ mee. Vervolgens werd de la Barre op 1 juli publiekelijk onthoofd en verbrand.
Bij één van zijn vrienden, die met hem had ‘samengespannen’ in zijn godslasterlijke gedrag, werd eveneens de tong verwijderd en voor het hoofdportaal van de kerk werd ook zijn rechterhand afgehakt. Vervolgens werd hij op een vuilniskar naar het centrale marktplein gevoerd, omdat daar genoeg plaats was voor een grote menigte. Daar aangekomen werd hij vastgeketend op een ijzeren rooster en verbrand op een klein vuur. Een tweede vriend van de la Barre besloot de bui niet af te wachten en vluchtte naar Holland.

In Frankrijk, met z’n waardering voor de Laïcité, dat onder meer een strikte scheiding tussen kerk en staat betekent, is 1 juli, de dag dat Chevalier de la Barre de vuurdood stierf, de min of meer officieel erkende “Dag van het Atheïsme”.

Protestantisme en Katholicisme 

De Heilige Alliantie was een soort superbondgenootschap, gevormd in 1815 door bijna alle Europese staten in reactie op de Franse Revolutie: De ideeën van de Franse Revolutie waren goddeloos en het zou goed zijn om een gezamenlijk katholiek protestant initiatief te ontwikkelen om een religieus kerkelijk tegenwicht te bieden, om Europa te behoeden voor het verder afglijden naar secularisme. Alle staten deden mee, behalve het vaticaan, want er zou een protestant aan het hoofd staan en dat kon niet. Engeland deed ook niet mee, vanwege een juridisch probleem en Turkije mocht niet mee doen, omdat het niet christelijk was. De Heilige Alliantie heeft eigenlijk nooit iets bereikt en is daardoor ‘in schone schijn gestorven’. Belangrijk is, dat dit één van de zeldzame gelegenheden was, waarbij katholieken en protestanten samenwerkten. De eerste keer was bij het bestrijden van de wederdopers in Münster in 1530, maar deze keer zakte de strijd tegen de goddelozen al in, voordat ze begonnen was. De Alliantie werd met veel tromgeroffel aangekondigd -men zou de atheïstische ideologie van de Franse revolutie wel even in de kiem smoren- maar de verlichtingsideeën, zoals die gebaseerd waren op individuele vrijheid, democratie en gelijkheid, hadden grotendeels post gevat in Europa en gingen nooit meer weg. Heilige Alliantie of niet.
Interessant detail is, dat een veiligheidsadviseur van voormalig Amerikaans president Jimmy Carter het nodig vond, een alliantie te vormen tegen de moslims, die volgens hem te vergelijken zou zijn met de Heilige Alliantie. Die Alliantie is er nooit gekomen, maar we hebben natuurlijk wel de NATO, wat in feite iets dergelijks is; behalve dat de NATO echt oorlog voert.

Shelley was tijdens zijn leven een zeer omstreden dichter. Zijn werk werd zeer bekend. Ook nu wordt hij nog veel gelezen. Mick Jagger las heel smaakvol een gedicht van Shelley voor, toen hij aan het begin van één van zijn optredens de dood van één van de bandleden, Brian Jones, moest aankondigen. Shelley leefde eind achttiende, begin negentiende eeuw. Hij schreef aan het begin van zijn studententijd aan de universiteit van Oxford een pamflet met een nogal Spinozaanse inslag: Hij stelde hierin, dat er geen enkel bewijs is voor het bestaan van god en dat het dus ook onzin is, om ervan uit te gaan, dat hij wel zou bestaan. Het pamflet heette: The Necessity of Atheïsm.
Shelley werd onmiddellijk van de universiteit gestuurd en de zaak veroorzaakte een levenslange breuk met zijn vader. Ondanks zijn literaire gave, was hij door zijn atheïsme dermate impopulair, dat men in Engeland bij zijn dood opgelucht reageerde en opmerkte:

         “….Shelley de atheïst is dood. Nu weet hij of er een god bestaat of niet….”

 De slavenhandel maakte deel uit van de zogenaamde driehoekshandel. Hollanders hadden namelijk ontdekt, dat negers in het Caraïbisch gebied en Noord-Amerika een goede prijs opbrachten en dat je ze in Afrika gewoon kon vangen. Het waren toch maar heidenen en die vielen niet onder het eerste gebod. Handig en verstandig: Je deed onze lieve heer een plezier, want die had ook een hekel aan heidenen en je hield er nog wat aan over ook. Deze driehoekshandel kwam op het volgende neer: Je ging met een schip met spiegeltjes en kraaltjes uit Amsterdam naar Afrika. Daar ruilde je de spiegeltjes en kraaltjes voor een scheepsruim vol slaven, waar je mee naar Amerika voer. In Amerika ruilde je de slaven in voor suiker, rum, cacao, katoen en tabak, waarna de thuisreis aanving. In Amsterdam, en in heel Europa, brachten dit soort producten goud op. Ook kwam het wel eens voor, dat de handelaren de slaven gratis meekregen, als het om veroordeelde misdadigers ging, of een Afrikaanse heerser, die van z’n politieke tegenstanders afwilde. 
De prijs van een slaaf varieerde nogal door de eeuwen heen: In 1415 gaven de Arabieren een paard voor vijftien negers. Later moest men een geweer leveren voor een slaaf. In de zeventiende eeuw werden er echter al bedragen van 100 gulden voor één slaaf genoemd. Klanten, die een suikerplantage hadden kregen korting en één derde van de prijs moest altijd in suiker worden betaald. Slaven van zes tot vijftien jaar telden als drie voor de prijs van twee; en onder de zes als drie voor de prijs van één. Getallen over aantallen slaven staan niet vast. Er wordt beweerd, dat er 15 miljoen slaven zijn verscheept; hoeveel het hebben overleefd staat ook niet vast. Geschat wordt ongeveer de helft.
De Engelsen, die naast de Hollanders een groot aandeel hadden in de slavenhandel, waren toch één van de eersten, die de slavernij afschaften. Bradlaugh*, met zijn dochter Hypatia, was als seculier-atheïstisch politicus één van de eersten, die de legitimiteit van slavernij ter discussie stelde. Hij werd aanvankelijk enorm tegengewerkt door de regering, maar vooral door de kerk. Religie werd gebruikt om het houden van slaven goed te praten: “Het waren goddelozen; wij waren christelijk en ongetwijfeld was het de wil van de heer, dat die negers aan ons onderworpen waren en niet omgekeerd”. In de loop van de negentiende eeuw werd het onder invloed van het gelijkheidsprincipe van de Verlichting (Spinoza, Bayle, Meslier*) steeds moeilijker dit standpunt vol te houden. In Nederlands-Indië werd de slavernij overigens pas in de twintigste eeuw afgeschaft.

De Anti-these speelde in de Nederlandse politiek ruwweg vanaf eind negentiende eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Het was een idee van de beroemde conservatief Abraham Kuyper, een predikant, die vond, dat katholieken en protestanten samen moesten werken, om op die manier te voorkomen, dat de seculiere partijen de macht zouden krijgen. Waarschijnlijk noemde hij het daarom de anti-these. Die seculiere partijen bestonden uit socialisten en liberalen. De socialisten moesten in die dagen niets van godsdienst hebben en de liberalen waren minstens zo anti-clericaal. Marx noemde geloof ‘opium voor het volk’. En de liberalen waren voor scheiding van kerk en staat. Overal in Europa rukte het liberalisme enerzijds en het socialisme anderzijds op. Het politieke meesterschap van Kuyper kwam erop neer, dat hij de gelovige socialisten en de gelovige liberalen los wist te weken uit het progressieve blok en onder confessionele vlag wist te brengen. Vergelijkbaar met (tot voor kort) het CDA in de Nederlandse politiek. Door de tegenstelling conservatief versus progressief te vervangen door de tegenstelling religieus versus atheïstisch, zorgde Kuyper er voor, dat de confessionele partijen jaren lang de macht konden behouden. Eigenlijk stelde hij religie tegenover de vooruitstrevendheid van het socialisme en het liberalisme en heeft daardoor jarenlang de Nederlandse politiek kunnen domineren. Hij was van mening, dat de soevereiniteit van de regering van god kwam en niet van het volk.
Kuyper heeft er onder meer voor gezorgd, dat het Nederlandse onderwijs op confessionele grondslag plaats vindt. De zogenaamde schoolstrijd werd door hem glansrijk gewonnen: Nu nog hebben we, in Nederland, scholen op basis van allerlei irrationele geloofsstromingen, terwijl bijvoorbeeld Frankrijk met haar Laïcité laat zien, dat het ook anders kan. Het wordt in Nederland, de voormalige Republiek, tijd voor een nieuwe schoolstrijd. Tijd voor atheïstisch seculiere politiek ! Het grootste deel van de bevolking is seculier en moet meebetalen aan het religiant-occulte onderwijs van een confessionele minderheid. Maar het belangrijkste argument blijft natuurlijk de gedachte achter de Verlichting en de Franse L’aïcité, namelijk dat religie niet in het onderwijs thuis hoort.

Fascisme en Katholicisme 

Pavelic was een overtuigd katholiek, de paus liet hem zelfs op audiëntie komen, maar hij was er ook van overtuigd, dat zijn vaderland Kroatië gezuiverd moest worden van Serviërs, Joden, zigeuners en anti-fascistische Kroaten. Kortom, iedereen die niet katholiek en niet fascistisch was, moest opgeruimd worden. Hij was van plan om één derde van de bevolking te assimileren. Die zouden in opvoedingskampen onder geweld gedwongen worden zich te bekeren tot het katholicisme. Eén derde moest gedeporteerd worden en één derde moest uitgeroeid worden, want dat waren ‘unter-menschen’. Pavelic vond, dat kroaten Arisch waren, net als Duitsers. Althans, als ze ‘netjes’ katholiek waren.
Pavelic richtte daarom in 1929 de Ustase op, die zou uitblinken in moordaanslagen en andere vormen van terreur. Ze werden, onder andere in financieel opzicht, gesteund door de Italiaanse fascisten en de katholieke kerk. Het doel was een raszuiver, katholiek Kroatië. In het kader daarvan werd een aanzienlijk aantal moordaanslagen gepleegd; onder meer op de Joegoslavische koning Alexander in 1934. Pavelic werd hiervoor in Frankrijk bij verstek ter dood veroordeeld, maar werd door Italië, waar hij zich toen bevond, niet uitgeleverd, omdat hij de bescherming genoot van Mussolini. Toen de Duitsers in 1941 Kroatië binnen vielen, betekende dit, dat Pavlic de macht kreeg, als fascistische stroman van Hitler en Mussolini. Hij kon toen zijn katholiek-fascistische heilstaat stichten: dat wil zeggen dat er in concentratie kamp Jasenovac ruim een half miljoen mensen, voornamelijk niet Arische en niet katholieke ‘elementen’, werden omgebracht. Op een bevolking van enkele miljoenen is dit inderdaad ongeveer één derde (!). Uit onderzoek achteraf bleek, dat veel slachtoffers afschuwelijk verminkt waren. Velen werden gemarteld, voordat ze werden vermoord. De kampbewaarders van Jasenovac hielden onder elkaar wedstrijden, wie in de kortste tijd de meeste gevangenen kon doden. Katholieke priesters en monniken namen deel aan razzias en de massale moordpartijen met messen, bijlen en vleeshaken. Zelfs Duitse SS oficieren waren geschokt door de wreedheid van de katholieke nationalisten!
Tegen het einde van de oorlog werden de Duitsers verdreven uit Kroatië en Pavelic en een aantal Ustasi vluchtten naar Oostenrijk. De haat tegen de Ustase was echter zo groot, dat ze door de Britten bij de grens werden teruggestuurd, opdat ze in handen zouden vallen van de communistische partizanen van Tito, die inderdaad korte metten met ze maakten: De meeste werden onmiddelijk zonder vorm van proces terechtgesteld; een massaslachting die bekend staat als het Bloedbad van Bleiburg. Pavelic wist echter met de staatskas te ontkomen naar Italië, waar hij werd verborgen door de katholieken in het klooster van San Girolamo in Rome, wat een centrum was van fascistisch-Kroatische activiteit. Na enige tijd ging Pavelic naar Argentinië, van waaruit hij nog jaren gewelddadige activiteiten van de Ustase organiseerde, zoals de moord op de Joegaslavische ambassadeur in Zweden. In Argentinïe werd Pavlic ‘veiligheidsadviseur’ van president Peron, maar na een mislukte aanslag op zijn leven, besloot hij in 1957 naar het katholisch-fascistische Spanje van Franco te verhuizen. Kort daarna overleed hij aan de gevolgen van schotwonden.

Mussolini is na Hitler min of meer de bekendste fascist. Ook van Mussolini, net als van Pavelic, lopen er korte lijnen naar het katholicisme. Zelfs zo kort, dat het reëel is te spreken van Katholisch-Fascisme.

Mussolini wist premier te worden van een coalitiekabinet van fascisten, katholieken, liberalen en socialisten, maar vanaf ongeveer 1924 regeerde hij per volmacht en liet hij zich de Duce noemen. Paus Pius XI noemde hem:

          “….Een man, die door de voorzienigheid is gestuurd….”

Het Nederlands protestants-christelijke (!) jongerenweekblad Timotheus, aflevering 20 november 1926, liet weten, dat… 

          “….Mussolini een geweldig organisatorisch talent had, en dat hij het vadsig-luie, onbetrouwbare Italiaanse ras wilde maken tot een volk van vlijtige en eerlijke werkers….”

In 1929 sloot Mussolini een zogenaamd ‘concordaat’, het ‘Verdrag van Lateranen’, met de Italiaanse katholieke kerk. Dit kwam erop neer, dat het vaticaan door de Duce als zelfstandig, soeverein land werd erkend, het katholiek onderwijs werd gehandhaafd en de katholieke jeugdbewging mocht blijven bestaan. In ruil daarvoor ‘kreeg’ Mussolini alle (!) politieke medewerking van de katholieke kerk voor zijn politiek. Een politiek, die tot steeds meer anti-semitisme leidde, maar ook tot steeds meer terreur jegens iedereen, die niet fascistisch of niet katholiek was. In 1938 voerde Mussolini in navolging van Hitler zijn anti-rassen wetten in: Gemengde huwelijken tussen joden en niet-joden werden verboden. Joodse kinderen mochten de schoolbanken niet meer delen met Italiaanse kinderen en moesten voortaan naar aparte scholen. Ze mochten geen ambtenaar zijn en geen lid van de partij. Huwelijken tussen zwarte Ethiopiërs en Italianen werden verboden. Italië moest raszuiver worden.
Zo lang Hitler succes had, kwam Mussolini ook steeds verder. Maar toen Hitler in Europa steeds meer terrein verloor aan de Geallieerden, begon ook de ineenstorting van het ‘rijk’ van de Duce.
Aan het einde van de oorlog werd hij door partizanen, die met de Geallieerden meevochten, doodgeschoten en zijn lijk werd verminkt. Maar weer was het de kerk, die hem zelfs na zijn dood te hulp sprong. Zijn lichaam werd uit een voorlopig graf gestolen om losgeld te eisen. Maar niemand had er geld voor over en uiteindelijk ontfermde het (katholieke) klooster van Milaan zich over het overschot. De abt van het klooster zorgde voor een waardige maar stilgehouden begrafenis en het lijk van Mussolini werd uiteindelijk bijgezet onder het altaar van het klooster van Legnano. Te Mezzegra, de plaats van zijn executie, plaatste men een kruis, dat er nu nog staat!

Tiso was een Slowaakse rooms-katholiek, die in 1910 tot priester werd gewijd en het zelfs tot hulpbisschop bracht. Vanaf 1925 zat hij in het parlement als vertegenwoordiger van de katholiek georiënteerde Slowaakse Volkspartij. In 1939 wist hij als marionet van Hitler de macht in Slowakije te verkrijgen en startte intensieve terreuracties tegen niet-fascisten en niet-katholieken. Tijdens Tiso’s regering werden er 58.000 Slowaakse joodse mannen weggevoerd naar Duitse dwangarbeiderskampen. De nazis betaalde 500 Reichsmark per gedeporteerde jood aan de regering van Tiso, die de achtergebleven vrouwen en kinderen, naar Duits voorbeeld, in aparte ghettos liet wonen. De volgende uitspraak van Tiso laat duidelijk zien, dat er ook in zijn geval evenals bij Pavelic en Mussolini, sprake is van een breed raakvlak tussen fascisme en katholicisme: 

         “…. Joodse elementen hebben het leven van de Slowaken bedreigd, daarvan hoef ik niemand te overtuigen….Het is een feit…. Slowakije zal er slechter voorstaan, als we ons niet op tijd van de Joden ontdoen…. We volgen slechts het woord van god, dat zegt: Slowakije ontdoe u van de Joden, ontdoe u van uw vijanden…. Ik weet zeker, dat de katholieken in de toekomst onze huidige trouw aan Duitsland toch als een deugd zullen zien….”

In 1945 wordt Slowakije door de Russen onder de voet gelopen en Tiso vlucht naar Duitsland. Daar wordt hij echter opgepakt door de Geallieerden en weer teruggestuurd naar Slowakije. In 1947 wordt hij ter dood veroordeeld en opgehangen, ondanks hevige protesten van de zijde van het vaticaan, dat hem als een held bleef beschouwen.

Zoals er duidelijk lijnen lopen van het katholicisme van Rome naar het fascisme van Pavelic, Mussolini en Tiso, loopt er een nog duidelijkere lijn naar het fascisme en de terreur van Hitler en zijn nazis. Ook Hitler ging, net als Mussolini, in 1933 een overeenkomst met de katholieke kerk aan: Het zogenaamde Concordaat van Rome, wat erop neer kwam, dat de nazis het katholicisme zouden toestaan en in ruil zouden de katholieken geen samenwerking meer aangaan met liberalen en sociaal-democraten, maar met de nationaal-socialisten. Hitler kreeg de katholieken op een presenteerblaadje aangeboden. Passage 44 uit dit concordaat luidt:

         “De benoemingen van aartsbisschoppen, bisschoppen en dergelijken zullen niet eerder worden bekendgemaakt dan nadat de rijksstadhouder zich er naar behoren van vergewist heeft dat er geen bezwaren van algemeen politieke aard bestaan….

De ratificatie van dit verdrag werd gevierd met een kerkdienst, waarin pater Marianus Vetter zijn dankbaarheid uitsprak voor de overeenkomst tussen de Führer en de heilige vader en hij merkte op, dat Hitler:

          “…. Alom bekend staat om zijn toewijding aan god en zijn zorg voor het Duitse volk….” 

En ook kardinaal Faulhaber stak zijn enthousiasme over het concordaat niet onder kerkstoelen of banken. Toen Hermann Göring, de rechterhand van de Führer bij de paus in Rome op audiëntie was, vroeg de kardinaal aan Göring de volgende boodschap aan Hitler over te brengen:

        “….Als hoofd van het Duitse Rijk bent u voor ons het door god gevestigd gezag, de rechtmatige overheid, aan wie wij in geweten eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd zijn….” 

De SS, Hitlers gevreesde miltaire elite, bestond voor 25 % uit katholieken!
Toen Hitler Oostenrijk binnentrok, de Anschluss, juichde de kardinaal hem toe!
Van alle nazi kopstukken werd alleen Goebbels iets verweten, namelijk dat hij met een protestante vrouw was getrouwd ! De andere nazis waren volgens de katholieken keurige heren. Duitse soldaten hadden op hun koppel staan: 

                                                      “….Gott mit uns….”

Ook stelden de katholieken zich ‘symphatiek’ op, toen Hitler jarig was: Alle kerken staken de vlag uit.
In 1939 liepen de Duitse horden Polen met hun blitzkrieg onder de voet: De Duitse en de Oostenrijkse bisschoppen lieten alle kerkklokken luiden!
Doodstil daarentegen bleef het van katholieke zijde over de jodenvergassingen en de terreur tegen iedereen, die anders dacht dan de fascisten. Paus Pius XII nam, zodra hij tot paus was gekozen, eerst de maatregel van zijn voorganger terug, waarin racisme verboden werd, en hij tekende een verklaring van de Geallieerden, waarin de uitroeïing van de joden werd veroordeeld, niet ! Nooit gaf deze paus aan zijn bisschoppen zelfs maar richtlijnen, over hoe ze zich moesten opstellen tegen de jodenvernietiging. Nooit heeft deze paus iets van zich laten horen over de concentratiekampen, terwijl de meesten al lang voor de oorlog bekend waren. Want er werd openlijk in de pers over geschreven. Verhofstadt noemt hem in zijn ‘Pius XII en de Vernietiging van de Joden’ de ‘zwijgpaus’. Dezelfde paus schaarde zich achter de uitspraak van een Pools kardinaal, die opmerkte:

         “….De pogroms worden tot op zekere hoogte door de joden zelf veroorzaakt….” 

Ronduit enthousiast was het vaticaan over operatie Barbarossa, Hitlers inval in Rusland. De veldtocht werd beschreven als een van god gezonden ‘kruistocht’ tegen het atheïstische bolsjewisme van Stalin. De gedachten van Pius XII moeten zeker bij de soldaten aan het front zijn geweest, want toen een journalist van L’ Osservatore Romano, de officiële krant van het vaticaan, hem vroeg, waarom hij niet had geprotesteerd tegen de vernietiging van 6 miljoen joden, zigeuners en homofielen, antwoordde de paus:

          “….Lieve vriend, vergeet niet, dat er in het Duitse leger miljoenen katholieken zijn. Moet ik hen in een gewetensconflict brengen….?”     

Na de oorlog was het, ook in het geval van de nazis, de katholieke kerk, die de helpende hand bood bij allerlei ontsnappingroutes voor vluchtende fascisten. Het waren vooral de katholieke landen, waar de nazis welkom waren: Diverse Zuid-Amerikaanse landen, Italïë en Spanje.
Bisschop Hudal prees zich na 1945 gelukkig met het feit, dat hij een aantal oorlogsmisdadigers had helpen ontkomen. In 1948 verzocht de paus, nog steeds Pius XII, met alle bisschoppen aan de Amerikaanse president Harry Truman, om de overgebleven oorlogsmisdadigers niet meer te berechten. Een hoge Duitse kerkprelaat, ene kardinaal Von Galen, verklaarde zich tegen de Neurenberger processen, omdat die gericht zouden zijn op de ‘ondermijning van het Duitse volk’.
En ook de vorige paus, nota bene een Duitser, zwijgt als het graf over de medewerking, die de katholieke kerk gaf aan de grootste misdaad aller tijden: Voor het eerst in de geschiedenis werd er genocide gepleegd op industriële schaal, wat de verklaring is voor het feit, dat er zoveel zijn omgekomen. Als een regering zes miljoen mensen vermoordt, dan is niet alleen de criminaliteit niet te overzien, maar de logistiek is natuurlijk ook enorm. Nooit werd er zoveel techniek gebruikt om zoveel mensen om te brengen. En de katholieke kerk….?
Ze stond erbij, en ze keek ernaar.

Verhofstadt concludeert in genoemd boek, dat hoe katholieker het land was, des te wreder de vervolgingen. En hij noemt niet alleen Pavelic, Mussolini, Tiso en Hitler, maar ook de gezamenlijk katholiek-fascistische terreur in Polen, Hongarije en Litouwen. Overal in Europa, waar zich in het Interbellum en tijdens de Tweede Wereldoorlog fascisme voordeed, stonden de katholieken voorop. En meestal waren ze wreder dan de nazis zelf, net als tijdens de Middeleeuwen en de Reformatie. Verhofstadt merkt op: 

            “….Het instituut kerk, zoals het zich vòòr, tijdens en na de tweede wereldoorlog gedroeg, was een incarnatie van de duivel – om het met katholiek-theologisch gezwets te verwoorden….” 

Als je naar de aantallen moorden kijkt: 6 miljoen joden en nog tientallen andere miljoenen dissidenten, dan komt bij vrijwel iedereen de vraag op, hoe het zover heeft kunnen komen. Het lijkt een rhetorische vraag; toch is er wel een antwoord op te geven: Religie!
Verhofstadt merkte al op: de protestanten, met name de lutheranen, deden net zo hard mee.
Op de eerste plaats was er natuurlijk al vanaf Augustinus een degelijke bodem gelegd voor anti-semitisme vanuit het katholicisme. De “kerkvader”, die in feite de aftrap gaf voor het anti-semitisme in west-Europa zag de diaspora als gods gerechtigde straf tegen de joden: Zij waren de schuld van de kruisdood van jesus; zij waren de schurken. En hun ellende was hun eigen schuld: Hadden ze de ‘waarheid van christus’ maar moeten aanvaarden ! Aldus Augustinus.
Op de tweede plaats komt Luther met zijn ideëen over joden, die aan duidelijkheid niets te wensen over laten:

                              “….Joden zijn niet het ‘uitverkoren volk’, maar het volk van de duivel….We zijn fout, als we ze niet afslachten ….!” 

Dat Luther hiermee de bodem legde voor het Duitse anti-semitisme, blijkt onder meer uit het feit, dat hij vijfhonder jaar later door Hitler ”één van de grootste hervormers” zou worden genoemd.
Als derde golf joden-haat kwamen daar de fascisten overheen. Drie stromingen kwamen ruwweg vanaf 1930 tot 1945 in één Duitse bedding terecht. Dat is de verklaring voor de omvang van de holocaust ! Het anti-semitisme is door de katholieken uitgevonden, door de protestanten verbeterd en door de nazis toegepast.

Was Hitler een atheïst of een christen ? Die vraag is vaak gesteld. Als hij een atheïst was, dan was hij, net als veel andere nazis, duidelijk een religiante atheïst. De nazis waren in ieder geval een samenraapsel van religiante atheïsten en vooral katholieken.

Boeddhisme en Hindoeïsme 

Er wordt in het algemeen niet vanuit gegaan, dat boeddhisten en vooral hindoes geweld zouden plegen vanuit hun godsdienst. Van de hindoes wordt zelfs letterlijk aangenomen, dat ze geen vlieg kwaad doen. Niets is echter minder waar. De beide godsdiensten hebben ook de nodige terreur op hun naam staan.

Japan was ongeveer vanaf de zesde eeuw boeddhistisch. Maar tussen de veertiende en zeventiende eeuw, ruwweg de periode waarin Europa door haar godsdienstoorlogen en Reformatie ging, kwam het Shinto, de Japanse variant van boeddhisme, meer op de voorgrond te staan. Het Shinto leerde, dat de Japanners een goddelijk volk waren, dat bestemd was om te heersen over de andere volkeren aan de Grote Oceaan. De Japanse keizer zou afstammen van de zonnegod en daarom hadden alle uitspraken van de keizer goddelijke status en waren gelijk wet. Men zou kunnen spreken van ‘staats-shinto’, met de keizer als hoofd van de kerk. De militaire clan, rondom de keizer voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, hield er een shinto-boeddhistisch doctrine op na, dat erop neer kwam dat de goddelijke status van de keizer de territoriale expansie noodzakelijk maakte. Het ‘goddelijke leger’ was ervoor, om met haar veroveringen de ‘goddelijke keizer’ te eren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd iedereen van staatwege gedwongen, om het staats-shinto te praktiseren en de keizer als een god te vereren. Degenen die hier niet aan mee wensten te doen, werden vervolgd.
Berucht en gevreesd waren de zelfmoordaanslagen van Japanse soldaten op Amerikaanse marineschepen. De piloot stuurde zijn vliegtuig met een enorme bom aan boord in duikvlucht bovenop een Amerikaanse oorlogsbodem. De Japanners gebruikte hier de term ‘kamikaze’ voor, dat zoveel betekent als ‘goddelijke wind’. Die term was ontleend aan een gebeurtenis in de dertiende eeuw: Japan werd toen aangevallen door een enorme Mongoolse vloot, die onverslaanbaar leek. Het volk was redeloos, radeloos en reddeloos. Er stak echter een typhoon op en de vijandelijke vloot werd versnipperd. Dit gebeurde tot twee keer toe in één eeuw. Het Japanse volk zag in deze wind natuurlijk iets goddelijks en sprak van ‘goddelijke wind’. De zelfmoordende kamikaze-piloten werden gerekruteerd, opgeleid en bij het opstijgen uitgezwaaid door shinto-priesters. Deze priesters vertelden de vliegenier, dat hij na zijn glorieuze dood opgenomen zou worden in het zogenaamde Yasukuni heiligdom, zodat hij in de geestenwereld voor eeuwig verder kon vechten voor de god-keizer.
De Yasukuni tempel is tot op de dag van vandaag omstreden, omdat het gewijd is aan de geesten van soldaten, die hun leven lieten in dienst van de keizer. En dus ook aan de oorlogsmisdadigers uit de Tweede Wereldoorlog. Iedere keer als de Japanse president een bezoek wil brengen aan dit heiligdom, steekt er internationaal een storm van protest op.

Ook het hindoeïsme is minder afwijzend ten opzichte van geweld, dan men denkt. De Bhagavad Gita, één van de heilige geschriften van de hindoes, begint al op het slagveld, namelijk tijdens de slag bij Kuruksetra. De god Krishna is bij deze veldslag aanwezig en de volgende citaten uit het begin van dit ‘heilige boek’ geven een goed beeld van de sfeer, waaruit het hindoeïsme is ontstaan.

         “….Oh leraar, aanschouw de grote strijdmacht, die zo vakkundig is opgesteld door uw intelligente discipel….” 

         “….En er zijn vele andere helden, die bereid zijn hun leven te geven. Allemaal zijn ze uitgerust met verschillende wapens en allemaal zijn ze bedreven in de strijdkunst….” 

       “….Aan de andere kant van het strijdveld stonden Heer Krishna en Arjuna in een grote, met witte paarden bespannen strijdwagen, en ze lieten hun transcendentale hoornschelpen weerklinken….”

 Maar Arjuna is zich bewust van het feit, dat er zich in het vijandige kamp nogal wat famillie en vrienden bevinden en aarzelt om de strijd aan te gaan. Hij wil een bloedbad voorkomen. De ‘Heer Krishna’ stelt echter, dat hij zich over de doden geen zorgen hoeft te maken, want daar zorgt hij wel voor en zegt hem het volgende:

          “….Je zou ervan doordrongen moeten zijn, dat er voor jou geen betere bezigheid is dan te strijden volgens religieuze principes; er is dus geen rede tot aarzelen….” 

          “….Toen nam Arjuna zijn boog op en maakte zich gereed om vanaf zijn strijdwagen zijn pijlen af te schieten en sprak de volgende woorden tot de Heer Krishna:…O onfeilbare, rij alstublieft mijn strijdwagen tussen de twee legers in, zodat ik kan zien wie hier aanwezig zijn, wie er naar de strijd verlangen en met wie ik me in deze grote veldslag moet meten….” 

Hindoes mogen niet op een insect trappen, maar wel toegestaan en zelfs verplicht was het ‘weduwe verbranden’. De officiële Indiase term hiervoor is ‘Sati’. Dit betekent ongeveer ‘deugdzame vrouw’. En deze deugdzaamheid bestond er dan uit, dat een vrouw, die weduwe was geworden, zich bij de crematie van haar man liet meeverbranden. Ook als ze niet wou. In dat geval werd er zware morele druk op haar uitgeoefend vanuit de famillie en door de priesters. De hindoe-religie, die het doden van een mug verbiedt en waar zelfs koeien heilig voor zijn, schreef voor, dat een ‘deugdzame vrouw’ haar man niet mocht overleven ! Sommige vrouwen mochten zich laten verdoven, voordat ze zichzelf prijs moesten geven aan de vlammen; anderen niet. In al die eeuwen is het overigens nooit in zelfs ook maar één hindoe opgekomen, om eens een keer een man te verbranden, als z’n vrouw overleden was. In 1873 laat Jules Vernes in zijn ‘Reis om de Wereld in Tachtig Dagen’ ook nog een weduweverbranding spelen. De ‘Sati’ is in India pas in 1830 verboden door het Britse koloniale bestuur. Het Nederlandse koloniale bestuur in Bali vond het pas in de twintigste eeuw nodig, het weduweverbranden te verbieden. In 1987 werd er in de Indiase pers nog een geval van ‘Sati’ gemeld; het ging om een 18 jarig meisje. In 2002 is er een 65 jarige weduwe verbrand en in 2006 haalde ook weer een Sati-geval de voorpaginas van de Indiase kranten. Helemaal verdwenen is het dus nog niet!

Oppenheimer wordt de vader van de atoombom genoemd. Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog was er een bewapenings-wedloop tussen de Verenigde Staten en Hitler-Duitsland. Deze bewapenigswedloop was niet zomaar een wedloop. Het ging om niets minder dan de atoombom. De Duitsers hadden als atoomgeleerde Werner Heisenberg. Terwijl Einstein en Bohr aan de kant van de Amerikanen stonden. Bohr en Einstein waren bang (in 1940 al), dat Heisenberg een atoombom zou kunnen maken. Want dat was ook zo. En gecombineerd met de raket-technologie van Werner von Braun, zou Hitler dan London of misschien zelfs wel New York met atoombommen kunnen bestoken. De Duitsers zouden dan met Engeland kunnnen doen, wat de Verenigde Staten met Japan deden: Door middel van atoombommen de overwinning afdwingen.
Achteraf bleek, dat de Nazis inderdaad een beroep op Heisenberg deden om een atoombom te maken, maar Heisenberg vond, dat je kernenergie alleen voor vreedzame doeleinden en wetenschappelijk onderzoek moest gebruiken. Bovendien was het volgens Heisenberg te duur. De nazis besloten er daarom vanaf te zien. Maar de Amerikanen besloten op instigatie van Einstein en Bohr ermee door te gaan en de eerste atoombom ter wereld ontplofte in New Mexico vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog. De ‘baas’ van dit project, het zogenaamde Manhattanproject was Oppenheimer. En Oppenheimer was overtuigd hindoe.
Toen de allereerste atoomexplosie in de menselijke geschiedenis plaats vond in een Amerikaanse woestijn, bad Oppenheimer de volgende strofe uit de Bhagavad Gita:                 

              “….Nu ben ik de Dood, de Vernietiger van Werelden….”

In feite is de afloop van de Tweede Wereldoorlog niet op het slagveld beslist, maar door de atoomgeleerden aan beide zijden ! Misschien heeft Heisenberg meer invloed gehad op de afloop van de oorlog dan de inval in Normandië. Heisenberg is één van de meest onderschatte geleerden aller tijden. De atoombom is verzonnen door een atheïst, vervaardigd door een jood, getest door een hindoe, gegooid door een christen, op een boeddhistische natie. 

Maar er zijn meer voorbeelden van geweld van hindoes en boeddhisten:
India was na haar dekolonisatie-proces, ruwweg tussen 1946 en 1947, verdeeld in een hindoe-staat en een moslim-staat. Samen in één staat was natuurlijk onmogelijk. In sommige gebieden leefden moslims en hindoes naast- en door elkaar en daar ontstonden problemen.
Door communaal geweld, zoals men het noemt, zijn er in die jaren waarschijnlijk ettelijke miljoenen om het leven gekomen. De aanvang van de film “Ghandi” geeft een goed beeld, van hoe men in die tijd z’n religieuze geschillen uitvocht.
De hindoes kennen, net als de Hollandse protestanten tijdens het twaalfjarig bestand, net als de moslims en net als iedere religie, hun ‘rekkelijken’ en hun ‘preciezen’. Zo’n tweedeling lijkt overigens wel een wetmatigheied: Je ziet het ook bij àlle politieke partijen. Eigenlijk zie je het overal; zelfs bij de baskett-bal vereniging en het pop-groepje. In ieder geval waren er een aantal precieze hindoes, die Ghandi te rekkelijk vonden: Eén van hun verwijten was, dat hij zich verzoend had met de ‘ongelovige’ moslims. In 1948 te New Delhi schoten ze Ghandi dood, terwijl hij onderweg was naar een gebedsdienst.

De strijd op Sri Lanka gaat ook voornamelijk langs religieuze lijnen. De opstandige Tamil-tijgers in het noorden van het eiland zijn hindoeistisch en de regering is boeddhistisch. De wreedheden gaan over en weer: De Tamil-tijgers zijn uitgesproken wreed en moordzuchtig tegenover de boeddhistische bewoners van het eiland, maar als een Tamil-hindoe in de handen van boeddhisten valt, overleeft hij het ook meestal niet. Vaak wordt er, zoals we altijd zien bij religiante geschillen, eerst nog flink op los gemarteld. Pogroms over en weer zijn geen uitzondering.
In 1983 werden 13 soldaten van het boeddhistische regeringsleger gedood door hindoeistische Tamil-tijgers. Naar aanleiding hiervan ging er een golf van boeddhistisch geweld tegen de hindoes over het eiland: Boeddhistische burgers vormden doodseskaders. Huizen van hindoe-Tamils werden platgebrand en er werd op grote schaal geplunderd en gemoord. De boeddhistische regering wist pas na drie dagen de orde te hestellen. Duizenden Tamils vluchtten naar India. De schattingen betreffende het aantal doden lopen uiteen van  6000 tot 15000. Tamil-tijgers pleegden veel zelfmoordacties tegen het boeddhistische regeringsleger. Vaak uitgevoerd door jongeren. Deze zelfmoord acties leidden uiteraard weer tot tegenacties. En, zoals we bij het Ierse conflict en ook bij het Israëlisch-Palestijnse conflict zien, is het religie, wat de strijd nodeloos lang en nodeloos bloederig maakt. Ook in dit geval lijkt het er sterk op, dat religie de vrede onmogelijk maakt.
Alsof de arme bevolking van Sri Lanka nog niet genoeg ellende had meegemaakt, werd het eiland in 2004 door een Tsunami getroffen. In plaats van dat deze ramp de mensen wat dichter bij elkaar bracht, laaide de strijd, gevoed door wederzijdse religiante haat, juist weer op. De hulp, die voor de gehele land was bestemd, kwam volgens de hindoe-Tamils te veel terecht bij het boeddhistische deel van de bevolking en te weinig bij de hindoes. Het geweld laaide weer op en er vielen 200 doden bij gevechten tussen opstandelingen en regeringstroepen. Ook in 2008 werd er weer oorlog gevoerd naar aanleiding van mislukte vredesonderhandelingen. Op 17 mei gaven de laatste Tamil-hindoes zich over na een bloedige strijd. Er is nu officieel vrede op het geteisterde eiland, maar omdat beide zijden nog steeds veel belang hechten aan hun godsdienst, is de vrede broos en kan de oorlog ieder moment weer uitbreken.

Jodendom 

Ook het Joodse geloof heeft het nodige geweld op haar naam staan.
Het eerste dat in het oog springt, is het geweld van het Oude Testament, de mythologie van het joodse volk. De moord van Kaïn op Abel, de broedermoord, staat eigenlijk symbool voor alle moorden, die daarna zijn gepleegd. Deze oermoord staat zo op zichzelf, dat bijna niemand nog weet, waar het om begon. De bijbel stelt, dat god zelf tweedracht zaaide, door het offer van de ene broer te aanvaarden en dat van de andere broer niet. In ieder geval is dit de oudst bekende, weliswaar mythische, moord die met religie te maken heeft. Het ging om een god en een offer. Er vloeide bloed en dat zou nooit meer ophouden. Gedurende het gehele Oude Testament blijft het moorden en uitroeien doorgaan. Vaak niet alleen goedgekeurd, maar zelfs verordonneerd door een god, die overigens vrij slecht definiëerd blijft. Omdat het hier het mythische en niet het historische betreft, laat men de god zelf ook naar hartelust deelnemen aan het roven en moorden. De joodse god roeit in het oude testament de mensheid een aantal malen bijna volledig uit. Vooral het Egyptische volk moest het ontgelden met allerlei afschuwelijke plagen en zelfs met de dood van alle eerstgeborenen.
Ook in het Nieuwe Testament, nog steeds mytisch dus, komt van de kant van de joden weinig verdraagzaamheid. Jesus joeg de joodse priesters de tempel uit; eigenlijk alleen maar omdat ze het niet met hem eens waren.
Maar de priesters namen wraak. Samenspannende met het Romeinse establishment wisten ze te bewerkstelligen, dat jezus als politieke activist werd veroordeeld en geëxecuteerd.

Spinoza, één van de grootste denkers aller tijden, was oorspronkelijk lid van de Joodse gemeente in Amsterdam. Maar hij was kritisch. Hij vond de Thora onzin en geloofde niet, dat een god een boek kon schrijven. Eerst werd hem door zijn Joodse gemeente de mond gesnoerd, vervolgens zwijggeld geboden en uiteindelijk zelfs een moordaanlag op hem beraamd (Russell). Zijn ‘misdaad’ bestond er onder meer uit, dat hij het arrogant en verkeerd vond, dat de joden zichzelf het ‘uitverkoren volk’ noemde.

Recentere voorbeelden van semitisch geweld zijn de slachtpartijen te Sabra en Shatila:
De palestijnse militante groeperingen waren de christelijk libanese falangisten al geruime tijd een doorn in het oog, omdat de kampen waarin deze palestijnen een onderkomen hadden gevonden, vrijplaatsen werden voor terreur, waar de Libanese regering geen enkel vat op had. In 1975 was er zelfs al een burgeroorlog uitgebroken tussen de christelijke falangisten en de palestijnen.
In 1982 trokken Israëlische troepen west-Beiroet binnen en de toenmalige Joodse defensieminister Sharon liet de kampen omsingelen. Bashir Gemayel, de christelijke president van Libanon hield een toespraak, waarin hij stelde, dat de christenen in zijn land niet hoefde te wijken voor islamitische terreur. Diezelfde middag werden hij en 25 medestanders door een bomaanslag om het leven gebracht. Deze moordpartij wordt gezien als de aanleiding tot de genocide in Sabra en Shatilla.
De slachtingen werden georganiseerd en uitgevoerd door de christelijke falangisten in samenwerking met het Israëlische leger. De joden en de christenen waren in deze duidelijk dader en de palestijnen, zo mogelijk nog duidelijker, slachtoffer.
Op 16 september 1982 om 6 uur in de namiddag trokken christelijke milities de beide kampen binnen, uitgerust met messen, bijlen en vuurwapens. Het Joodse leger controleerden de uitvalswegen, zodat er niemand kon ontsnappen en zorgde voor verlichting. Het moorden is 2 dagen doorgegaan. Niets of niemand werd ontzien. Honderden lijken, onder meer van vrouwen, kinderen en bejaarden lagen volgens ooggetuigeverklaringen verspreid over de kampen. Velen waren verminkt met bijlen en messen. Er is dus, naar eeuwenoude religiante gewoonte, eerst flink op los gemarteld. De vluchtelingen mochten niet zomaar sterven. De schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen van 700 tot 3500. De Nederlandse regering, maar ook de Verenigde Naties bestempelden de gebeurtenissen in Sabra en Shatilla als genocide. Deze moordparijen waren religiant geïnspireerd en ongetwijfeld was het daardoor, dat er niet alleen mensen om het leven zijn gebracht, maar dat de lijken sporen van marteling en verminking droegen. De joden en christenen lieten hiermee zien, dat ze wat bloedvergieten betreft, geen haar beter zijn dan de andere religies.
Niet iedereen in Israël is echter joods. Er zijn veel meer atheïsten en seculieren dan men in het algemeen aanneemt. Veel inwoners moeten niets van religie hebben en naar aanleiding van de joods-christelijke slachtingen in Sabra en Shatilla gingen er in Israel 300.000 burgers de straat op om te protesteren. Naar aanleiding hiervan werd er besloten een onderzoek in te stellen. Men kwam tot drie conclusies:
Ten eerste zouden er geen bewijzen zijn voor betrokkenheid van het joodse leger.
Verder waren joodse officieren op de hoogte van de moordpartijen, maar hadden niets gedaan om het te voorkomen. De officieren stonden erbij en keken er naar. Ze hadden zelfs verlichting bij zich, om toch vooral zo min mogelijk te missen van het schouwspel van kermende en krijsende vrouwen en kinderen, waarvan onder het goedkeurend oog van joodse militairen met bijlen de ledematen werden afgehakt.
Zouden ze het als een miltaire of als een religieuze oefening hebben gezien?
De derde conclusie, die men trok was dat het allemaal onder de verantwoordelijkheid van defensie-minister Sharon viel. Sharon moest aftreden en een paar hoge officieren kregen een berisping.
In 1987 verscheen er in Time Magazine een artikel, waarin Sharon van genocide werd beschuldigd. Sharon klaagde het tijdschrift aan wegens smaad (!) in zowel Amerikaanse als in Israëlische gerechtshoven. Hij verloor. Toen in België de Genocide-wet werd aangenomen, werd Sharon ook in dat land in staat van beschuldiging gesteld.

In het Oude Testament is sprake van een zogenaamde mohel. Dit was een soort priester, die was aangesteld om de voorhuid bij pasgeboren jongetjes te verwijderen. Deze mohel moest dan bij het babytje de voorhuid rondom in z’n geheel insnijden, vervolgens de gemutileerde penis in de mond nemen, daarna de losgekomen voorhuid wegzuigen en tenslotte de voorhuid met bloed en speeksel weer uitspugen. De meeste joden hebben natuurlijk al lang van dit gebruik afgezien, maar in 2005 was er toch weer een geval in New York. Een 57-jarige mohel met herpes, had dat overgebracht op een paar babytjes en die waren eraan overleden. Treurig genoeg, zou men zeggen, maar het wordt nog treuriger: De burgemeester van New York weigerde in te grijpen. Hij vond, dat het onder godsdienstvrijheid viel ! (Hitchens)
Maar voor besnijdenis in het algemeen geldt hetzelfde: Iedereen is het over eens, dat je niet een stuk van je kind mag afsnijden. Ordinaire kindermishandeling, zou je zeggen. Ja, maar zodra men roept dat het om religie gaat, in dit geval de joodse religie, doen we een oogje dicht. Als het om religie gaat, staan we zelfs toe, dat mensen hun eigen kinderen verminken. Godsdienst verdwaast niet alleen haar deelnemers, maar degenen, die er niet aan meedoen, schijnen ook een soort blinde vlek te hebben, als het om dit soort uitwassen gaat. Een ander voorbeeld van zo’n blinde vlek bij niet-religianten is het feit, dat we het er allemaal over eens zijn, dat je geen dieren mag martelen. Maar als islamieten het martelen betitelen als “islamitisch slachten”, mag het wel !
We moeten ons goed realiseren, wat er hier aan de hand is: Er wordt van sommige wetten gezegd, dat ze voor sommige religianten niet gelden. Maar voor alle andere groeperingen wel. Terwijl artikel 1 van de grondwet dat impliciet en expliciet verbiedt. “Naar de letter en naar de geest”, noemen juristen dat. Iedereen kijkt de andere kant op. Alsof we in een scène zitten van “De Nieuwe Kleren van de Keizer”. Alleen jammer voor die tienduizenden dieren per dag, die een afschuwelijke dood moeten sterven. Jammer voor die joodse babytjes. In de religiante Tweede Kamer blijft het oorverdovend stil. In de politiek is kritiek op de islam omstreden. Kritiek op dit soort walgelijke praktijken moet nog beginnen. Het lijkt volop tijd voor atheïstische politiek.

Het geschil tussen joden en palestijnen gaat terug tot ver in de oudheid. In het Oude Testament, de mythische periode van het joodse volk, vochten ze al regelmatig met elkaar. Voornamelijk, omdat ze verschillende godsdiensten hadden. Wat nu nog zo is.
Wat opvalt aan de meeste benaderingen van de Midden-Oostenkwestie is, dat men ofwel voor de palestijnen ofwel voor de joden moet zijn.
Niemand, of in ieder geval niet veel mensen, schijnen in staat of bereid te zijn, neutraal te blijven. Terwijl deze optie goed te verdedigen valt. Sterker; ze is niet te ontkomen, want de Israëlis gaan niet weg en de Palestijnen ook niet.
En wie geeft ze ongelijk ? 
Wat ook geen enkele zin heeft -want dat is het gevolg van zo’n neutrale houding- is om één van beiden de schuld te geven. Twee argumenten in deze:
Duitsland kreeg de schuld van de Eerste Wereldoorlog en het resultaat was de Tweede Wereldoorlog. Met “de schuld geven”, moet je dus uitkijken. Bovendien, als je een hele natie ergens de schuld van geeft, dan ben je net als “kabouter kandelaar, die de reus vermanend toespreekt”.
Het tweede argument is, dat het natuurlijk onmogelijk is, om uit te maken wie er schuldig is en wie niet: Joden doden Palestijnen, omdat Palestijnen Joden doden. En Palestijnen doden Joden, omdat Joden Palestijnen doden. Zo kunnen ze nog jaren doorgaan en dat doen ze dan ook. Alleen al vanwege dat laatste is het zinloos, om partij te kiezen.
En vergeet niet: Het is afschuwelijk als je kind door een semtex-bom in vijf stukken wordt gescheurd, maar het maakt daarbij weinig uit, of je een Joodse of een Palestijnse moeder bent!
In het kader van een onpartijdige benadering is misschien de volgende vraag relevant:
Waarom duurt het conflict zo lang ? Waarom is de wederzijdse haat zo hevig, dat vrede onmogelijk lijkt?
Het antwoord is te vinden, als we het Midden Oosten-conflict vergelijken met het Ierse conflict, dat zo bloedig was en zo lang duurde.
En het is ook te zien, als we kijken naar het recente bloedvergieten op Sri Lanka.
Waarom?
Religie!
In Ierland riepen de dominees tientallen jaren lang: Die katholieken deugen niet: laten we er een bom op gooien! En de pastors riepen: Die protestanten deugen niet: laten we er een bom op gooien!
Vrede leek tientallen jaren onbereikbaar. Totdat men begon te seculariseren in de jaren 90. De dominees en de pastors verloren hun gehoor. De mensen interesseerden zich niet meer voor religie en de angel was uit het conflict.
Vrede kwam eindelijk in bereik en onderhandelingen deden de rest.
Nu lopen in het Midden-Oosten de rabbijnen aan de ene kant en de moellahs en imams aan de andere kant nog steeds te hitsen. De wederzijdse religianten willen helemaal geen vrede!
Alleen een flinke scheut secularisatie aan beide zijden kan een duurzame vrede mogelijk maken.
De schuld geven aan één van de partijen zal het conflict juist verduurzamen.

Onder de Palestijnen heerst verdeeldheid, die ook langs religiante lijnen loopt. Er is El Fatah en er is Hamas. Beide groeperingen hangen verschillende opvattingen van de islam aan. En ondanks hun gemeenschappelijke joodse vijand  lopen de religiante geschillen soms dermate hoog op, dat men onder elkaar harder strijdt voert dan tegen Israël. Het doet een beetje denken aan de Rekkelijken tegen de Preciezen in de zeventiende eeuw, tijdens het bestand met Spanje.

Bij de laatste oorlog tussen de Joden en de Palestijnen ging het om de westelijk Gazastrook. Het Joodse leger voerde een strafexpeditie uit, omdat er regelmatig met kleine raketjes door Palestijnse verzetsgroeperingen uit dit gebied werd geschoten op Joodse nederzettingen in bezet, voormalig Palestijns gebied. De treurige balans van deze oorlog was 13 doden aan Joodse zijde en 1300 aan Palestijnse kant. Toch houden de joden vol, dat ze zich bedreigd voelen.

Protestantisme tegen Katholicisme 

Een goed voorbeeld van protestantse terreur is het Zuid-Afrika van de twintigste eeuw. Er was een Nederlands sprekend regime, dat zich de “Nederduitse Gereformeerde Kerk” noemde. Deze kerk had zo haar eigen door Calvijn geïnspireerde ideeën. Ze predikte de leerstelling, dat de bijbel -gods woord- verbood, dat zwarten en blanken zich met elkaar vermengden. Dit systeem heette apartheid en werd door middel van godsdienst goed gepraat. Het heet trouwens over de hele wereld apartheid. Ook in de andere talen. Over de hele wereld wordt dit Nederlandse woord voor dit systeem gebruikt. Een twijfelachtige eer!
In de praktijk nam het groteske vormen aan: Aparte scholen voor zwarten. Aparte bussen voor zwarten. Op sommige bankjes in het park stond bijvoorbeeld “Whites Only”. En bij verkiezingen mocht de 90% zwarte bevolking niet meestemmen. Stemmen was “whites only”. De gereformeerde blanke elite stelde, dat het gods wil was en dat de zwarten er dus in moesten berusten. Democratie hadden ze niet nodig. Ze hadden immers hun religie. Het regime steunde overigens Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog, want dat was ook gods wil.
Ook het gekleurde deel van de bevolking was religieus. Bisschop Tutu, naast Mandela een van de belangrijkere figuren van het verzet tegen apartheid, was een katholieke bisschop. Ook dit laat zien, dat apartheid voor een groot deel langs religieuze lijnen liep.
In internationaal opzicht was de Zuid-Afrikaanse regering totaal geïsoleerd. Veel landen boycotten de apartheidsstaat en uiteraard kwamen de zwarten steeds meer in verzet. Het bloedvergieten bleef niet achterwege en ging over en weer. Het gereformeerde apartheidsregime kwam uiteindelijk ten val door een aantal factoren: De blanke calvinistische elite bedroeg slechts 10% van de bevolking. Bijna de hele wereld was tegen ze. En ze geloofde er zelf waarschijnlijk ook niet meer in. De secularisatie zette ook in Zuid-Afrika in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw door. Het verhaal over god en zijn zoon met het daaraan verbonden verhaal over zwart en blank begon steeds onhoudbaarder te worden.
Toen de religie begon te verfletsen, werd de calvinistisch geïnspireerde apartheid ongeloofwaardig. Het systeem implodeerde toen min of meer.

De Ierse kwestie gaat terug tot in de zestiende eeuw; ten tijde van de Reformatie. Religie speelde toen een allesoverheersende rol bij de problemen. De godsdienstoorlogen waren al geruime tijd gaande. Europa was in haar religiant-agressieve fase. Oorlog kon er maar om één ding gevoerd worden: het geloof. De kruistochten waren nauwelijks op hun retour, of de strijd tussen het katholieke Rome en de hervormers brak uit. De oorlogen waren extreem bloederig en extreem lang. Zo was er een honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk en de strijd van het katholieke Spanje tegen de protestante Hollandse Republiek duurde tachtig jaar. In die tachtig jaar was er een bestand, een soort gevechtspauze. Zelfs tijdens dat bestand voerden de zogenaamde ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’ in de Republiek een burgeroorlog tegen elkaar over geloofskwesties!
De geschiedenis van Europa is geschreven in religieus bloed. Religianten zijn direct na het instorten van het Romeinse Rijk hun strijd begonnen. Hun strijd tegen de anderen. Hun strijd tegen elkaar. En hun strijd tegen de wetenschap. Religie schijnt in het geval van Europa omschreven te moeten worden, als een niet opdrogende bron van agressie, haat, moord en onderdrukking. Een splijtzwam van tweeduizend oud, die het in ieder Europees land goed doet.
Zo ook in het Ierland van de zestiende eeuw.
Ierland maakte deel uit van het protestante Engelse koninkrijk, maar de Ierse bevolking was ondanks de reformatie katholiek gebleven. Door de kolonisatie politiek van de Britse kroon immigreerden er echter steeds meer protestanten uit Schotland. Zelfs zoveel, dat de oorspronkelijk katholieke bevolking in het noordelijke gedeelte van het eiland een minderheid werd. De protestante meerderheid voelde zich verbonden met de Engelse koning van het protestante Engeland. Een verbondenheid, die omsloeg in openlijke vijandschap, toen een katholiek de Engelse troon besteeg. Dit was onaanvaardbaar voor het protestante Noord-Ierland. Het nieuws over de verdrijving van de katholieke koning door zijn eigen schoonzoon Willem III van Oranje werd door de Noord-Ierse protestanten dan ook met grote vreugde ontvangen. Tot op de dag van vandaag wordt die overwinning van de Hollandse stadhouder op de katholieke koning gevierd en herdacht met de zogeheten oranjemarsen, die nu nog ieder jaar steevast dwars door de katholieke buurten gaan. Tot grote ergernis van het katholieke deel van de bevolking.
In de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen de spanningen tussen de katholieken en de protestanten steeds groter te worden. Aanleiding hiertoe was, dat de katholieke burgers van Noord-Ierland zich steeds meer achtergesteld voelden ten opzichte van het protestante deel van de bevolking en gelijke rechten opeisten. De protestanten voelden zich hierdoor bedreigd en reageerden met veel machtsvertoon. De regering in London vond, dat de protestante Noord-Ierse regering de problemen verkeerd aanpakte en koos voor afschaffing van het zelfbestuur en stuurde troepen, om de orde te herstellen. De Engelse soldaten werden door het gematigde deel van de katholieken met gejuich ontvangen, maar de extreme katholieken zagen ze als bezetters.
Op 30 januari 1972 werden er door Britse legereenheden dertien katholieken doodgeschoten; een gebeurtenis, die bekend staat als Bloody Sunday. Dit was koren op de molen van de katholieke extremisten en de IRA, het militante orgaan van de katholieken. Ook aan protestante zijde verhardde men en de militante dominee Ian Paisley kreeg steeds meer aanhang. Jaren lang ging het bloedvergieten tussen de katholieken en de protestanten over en weer. Bomaanslagen in drukke winkelbuurten, moorden door sluipschutters en beschietingen vanuit een hinderlaag op Britse soldaten. Jarenlang was Ierland voorpaginanieuws in vrijwel alle kranten van de wereld.
Eind jaren negentig was de secularisatie groter dan ooit. Het geloof had ook in Ierland minder betekenis gekregen. Er ging met de komst van het Internet een golf van secularisatie over heel Europa. Dit was natuurlijk geen toeval. In Noord-Ierland betekende dit, dat er gesprekken mogelijk werden tussen aanhangers van de beide geloofsrichtingen en in 1998 werd een vredesakkoord bereikt. In 2007 kwam er zelfs een regeringscoalitie, die bestond uit katholieken en protestanten. In datzelfde jaar kreeg Noord-Ierland haar zelfbestuur terug. Alles leek “pais en vree”. Maar de religiante haat bleek taaier dan men had gedacht; in 2009 laaide het geweld weer op. Er werden twee Britse militairen doodgeschoten en de verantwoordelijkheid werd door de extreem katholieke Real IRA opgeëist. Vanaf de jaren zestig zijn er in Noord-Ierland door religiante haat tussen protestanten en katholieken ongeveer drieduizend doden gevallen. Ook nu is het nog onrustig.

In de jaren negentig van de vorige eeuw was Rwanda, een voormalig Belgische kolonie een zeer gelovig land. Het had het grootste aantal kerken per hoofd van de bevolking van Afrika. Ongeveer vijfenzestig procent was katholiek en 15 procent was protestant. De haat tussen beide bevolkingsgroepen nam in 1994 gruwelijke vormen aan.
Al in 1987 was er een obscure katholieke priester, die stelde, dat Maria aan hem was verschenen en dat ze hem had toegesproken. Ze zou gezegd hebben, dat er een massaslachting op komst was. Deze massaslachting moest gezien worden als de aanvang van het Armageddon, waarna jezus zou verschijnen. Dit laatste zou gebeuren in 1994, op eerste paasdag, in Rwanda. De katholieke kerk ter plekke onderzocht de Mariaverschijning en verklaarde, dat het geloofwaardig was.
In het begin van de jaren negentig waren katholieke activisten al begonnen met het ingooien van ruiten van protestante winkels, waar anti-conceptiemiddelen werden verkocht. De haat tegen de protestante minderheid die steevast “kakkerlakken” werden genoemd, liep verder op door radiouitzendingen waarin openlijk opgeroepen werd tot geweld. Zelfs de officiële dagbladen deden mee aan het haatzaaien door dagelijks artikelen te publiceren, waarin de protestanten als slecht, vijandig en smerig werden afgeschilderd.
In 1994 kwam het tot een uitbarsting. Katholieken begonnen georganiseerd protestanten uit te roeien. Op een meisjeschool werden tweeëntachtig leerlingetjes vermoord. Overal in Rwanda werden met kapmessen, bijlen en soms geweervuur op grote schaal protestanten vermoord. Er werd veelvuldig verkracht. De meesten vluchtten in hun kerk of werden er bijeen gedreven door de katholieke moordbrigades. In beide gevallen werden ze alsnog afgeslacht. Er werd een macaber katholiek record gevestigd: In honderd dagen werden er bijna een miljoen protestante tutsis vermoord ! Men moet zich daarbij realiseren, dat de nazis voor het doden van 6 miljoen joden 5 a 10 jaar nodig hebben gehad. De fascisten hadden treinen en gaskamers tot hun beschikking. De hutus schijnen het meeste met de hand te hebben gedaan: Bijlen en kapmessen waren de voornaamste moordwapens tijdens die honderd dagen. 
Bij de Rwanda tribunalen bleek een groot aantal veroordeelden rooms-katholieke priester te zijn. 

Religiant Atheïsme: Communisme en Socialisme.

Er zijn drie soorten atheïst:

  1. Absolute atheïsten: Dit zijn atheïsten, die iedere vorm van godsdienst afwijzen en zeker als basis voor de moraal.
  2. Relatieve atheïsten: Die bestaan uit ‘ietsisten’ (de term is van Plasterk) en agnosten. De meeste relatieve atheïsten ontwikkelen zich op den duur tot absolute atheïsten.
  3. Religiante atheïsten: Dit zijn atheïsten, die eigenlijk net zo gelovig zijn als christenen, moslims of joden, maar ze aanbidden geen god, maar een levend mens: Hitler, Marx, Stalin, Mao of wie dan ook. Ook bij deze atheïsten zie je, net als bij de religianten een opzij zetten van het redelijk redeneren: Alles moet wijken voor de ideologie. Alles, wat te maken heeft met moraal, wordt van de officiële partij-ideologie afgeleid en er is geen enkel respect voor het individu als zodanig. Pim Fortuyn sprak niet voor niets van de ‘linkse kerk’.

Eigenlijk zijn religiante atheïsten net zo gelovig als religianten. Ze zijn in ieder geval net zo gevaarlijk.

Van de fascisten is niet op het eeste gezicht duidelijk, of het om katholieken of om religiante atheïsten gaat. Bij de communisten, met name bij maoïsten en stalinisten hebben we heel duidelijk te maken met religiante atheïsten.
De aanbidding van Hitler, Stalin en Mao is zeker te vergelijken met de aanbidding van een god. Het fanatiek en moorddadig bestrijden van andersdenkenden lijkt ook religiant geïnspireerd.

Door de Stalin-communisten zijn waarschijnlijk zestig miljoen mensen omgebracht, omdat ze er politieke ideëen op na hielden, die niet strookten met de officiële communistische leer.
Om de industrie op gang te krijgen liet Stalin dwangarbeiders inzetten en dwong zelfs miljoenen tot volksverhuizing. Boerderijen moesten staatseigendom worden. De boeren werden niet schadeloos gesteld maar vermoord, omdat ze fout waren volgens de socialistische heilsleer. Ze werden meestal vervangen door een partij-functionaris. De meeste politieke tegenstanders werden vermoord. Een bekend voobeeld is Leon Trotski. Maar er zouden er nog veel meer volgen. In 1934 begonnen namelijk de grote zuiveringen. Iedereen, die in de ogen van Stalin en een kleine kliek om hem heen niet communistisch genoeg dacht, werd omgebracht: Oppositieleiders, hoge ambtenaren, journalisten, priesters, kunstenaars en ongeveer de helft van de top van het leger werden terechtgesteld om ideologische redenen. Vanaf 1929 werden christenen, joden en moslims meedogenloos vervolgd. Stalin, die in zijn jeugd nog op een seminarie had gezeten, liet zelfs eeuwenoude kathedralen met dynamiet opblazen.
De persoonsverheerlijking ten aanzien van Stalin nam religiante trekjes aan. Zo werden er schilderijen van Stalin vervaardigd, waarop hij staat afgebeeld als jesus, die aan een tafel zit met elf volgelingen; wat duidelijk is gekopieerd van het Laatste Avondmaal.
Met Hitler werd door de communisten een niet-aanvalsverdrag gesloten. De Duitse fascisten zouden niet aanvallen, als het Rode Leger Finland en de andere Baltische staten binnen viel. Polen werd bij dit verdrag verdeeld: de oostelijke helft voor communistisch Rusland en de westelijke helft voor fascistisch Duitsland. De eerste maatregel, die Stalin nam in oost Polen, was het executeren van alle krijgsgevangenen en alle intellectuelen.
Op 22 juni 1941 brak Hitler het niet aanvalsverdrag en viel Rusland binnen. De Tweede Wereldoorlog was voor de Russen begonnen.
De Tweede Wereldoorlog was in de grond een conflict tussen katholieken met fascisten enerzijds en protestanten met socialisten anderzijds.
Deze oorlog heeft naar schatting wereldwijd vijftig miljoen mensen het leven gekost.

Ook het Maoïsme is een vorm van religiant atheïsme. Dit blijkt uit twee voorbeelden.
Ten eerste de volkomen onverdraagzaamheid en extreme gewelddadigheid jegens andersdenkenden. Mensen, die het niet met de officiële ideologie eens waren, kregen dezelfde behandeling als de ketters tijdens de Reformatie. Ze werden gemarteld, gedood en de executie vond publiekelijk plaats. Zo werden bijvoorbeeld de boerderijen genationaliseer en het land was voortaan van de staat, want het Mao-socialisme kende geen privébezit. De voormalige landeigenaren werden gedood, omdat ze staatsgevaarlijk waren. De produktie van de staatsboerderijen viel echter tegen en omdat het grootste deel van de landbouwproduktie ook nog naar de Sowjet-Unie en de oost-Europese landen geëxporteerd moest worden, brak er hongersnood uit. Boeren werd verboden zich te verplaatsen en werden door partijleden dagelijks gecontroleerd om te verhinderen, dat ze zouden stelen van hun eigen oogst. De straffen, die door de socialistische kaderleden werden toegepast op het stelen van voedsel, variëerden van neuzen afsnijden, via wurging tot levend verbranden. Voedsel werd op een gegeven moment zo schaars, dat mensen gras en boomschors aten om te overleven. Zelfs gevallen van kannibalisme zijn gemeld. In totaal vielen er bij de socialisering van de landbouw tussen de twintig en veertig miljoen doden. Op het grote partijcongres van 1958 zei Mao, de grote roerganger, het volgende:

           “….We geloven in dialectiek en dus kunnen we niet tegen de dood zijn….”     

Een tweede voorbeeld is de zogenamde ‘Culturele Revolutie’. Hierbij zijn tussen de zeventig en tweehonderd miljoen mensen omgekomen door maoïstische terreur. Deze Culturele Revolutie was bedoeld als een soort morele herbewapening. Dit laatste werd nogal eens letterlijk opgevat. De bedoeling van Mao was, dat de mensen zich bewust werden, dat ieder facet van het leven met politiek te maken had en dat alle andere cultuuruitingen decadent waren. Literatuur werd verboden, opera werd verboden en het werd zelfs veboden om te zingen en om bloemen in de tuin te houden. Jongeren moesten leraren op school aangeven, als deze zich kritisch uitlieten ovet het communistische regime. Ook kwam het regelmatig voor, dat leraren in elkaar werden geslagen door jonge rode gardisten. Deze jonge gardisten waren veelal zoontjes en dochters van hoge partijfunctionarissen en gaven zich over aan wreedheden als openbare folteringen en openbare terechtstellingen. Mao persoonlijk moedigde hen aan. Tijdens een grote parade in Peking, waar honderdduizenden jeugdige rode gardisten aan deelnamen, sprak Mao zijn jonge discipelen toe:

                                         “….Wees Gewelddadig….!”

De socialistische jongelui, opgehitst door hun heilige leider overvielen in 1966 alleen al in Peking 33.695 huizen en martelden of sloegen 1772 mensen dood. Veel leraren werden door de jonge maoïsten vermoord en soms keerde hun agressie zich zelfs tegen de eigen ouders. Er leek ook iets van een generatie conflict in te zitten. Alsof Mao de jonge generatie tegen de oude generatie opzette.

De Rode Khmer was de militaire component van een Indo-chinese vorm van communisme. Ook hier blijkt het religiante aspect van een ideologie, die geen enkele andere mening naast zich duldt en andersdenkenden medogenloos behandelt.
De communist Pol Pot wist met behulp van Mao het officiële regeringsleger van Cambodja te verslaan. De ambtenaren en de militairen van de verslagen regering werden geëxecuteerd en Pol Pot begon onverwijld het communisme in te voeren. Dit hield in, dat iedereen boer behoorde te zijn. Stadbewoners werden door Rode Khmer soldaten naar het platteland verdreven, om te werken op het land. Er moest 12 tot 14 uur gewerkt worden op collectieve boerderijen. Iedereen moest hetzelfde zwarte tenue dragen. Individualisme was ten strengste verboden; in welke vorm dan ook. Het was verboden om persoonlijke eigendommen te hebben. Geld werd afgeschaft en ruilhandel was ook niet toegestaan. Als men iets maakte voor zichzelf, bijvoorbeeld een stoel, dan was dat ego-centrisch en er volgde straf. Velen werden door de Rode Khmer als ‘fout’ aangemerkt en werden zonder pardon geëxecuteerd. Monniken, leerkrachten, artsen, ambtenaren, militairen, intellectuelen en zelfs mensen, die een bril hadden, werden gedood. 
In vier jaar tijd, van 1975 tot 1979, lukte het Pol Pot met zijn Rode Khmer uit naam van het communisme twee à drie miljoen andersdenkenden om te brengen op een bevolking van zeven miljoen.

Islam 

De islam heeft ruim 1 miljard aanhangers en is ontstaan in de 7e eeuw in het huidige Saoedi-Arabië. Vandaar verspreidde het zich over noord- en midden Afrika, over de Balkan, zuid Rusland en naar het oosten tot in Indonesië.
Inhoudelijk is deze relatief nieuwe godsdienst een flauwe kopie van het jodendom en het christendom. Het grootste deel van de koran is overgenomen van de bijbel en er staat weinig orgineels in. Christenen en joden worden “mensen van het boek” genoemd. In het Arabisch is dat “ahl al kitab”, hetgeen “volgelingen van een eerdere openbaring” betekent. Het woord Islam betekent overgave of onderwerping.  Het is dus net als andere godsdiensten een machtssysteem. Net als de andere religies is het in de eerste plaats een psychologisch machtssysteem met als doel een politiek machtssysteem. De mythologie is ook schimmig. De profeet mohammed zou stemmen gehoord hebben van goddelijke oorsprong, die hem instrueerden een nieuwe godsdienst te stichten. Deze nieuwe religie was niet een kerk, zoals de katholieke kerk met een hiërarchie en een paus aan het hoofd. Iedere voorganger in iedere moskee kon (en kan) zijn eigen interpretatie van de islam geven. Ongeveer zoals bij de protestanten.
De islam kent dezelfde tegenstrijdigheden en de daarop gebaseerde geweldadigheden jegens niet-gelovigen en anders-gelovigen als de andere godsdiensten Er wordt verdraagzaamheid gepredikt tegenover atheïsten. Maar in de praktijk worden degenen, die niet mee willen doen vervolgd, gemarteld en gedood. Een goed voorbeeld van islamitische onverdraagzaamheid is, wat de dichter Salman Rushdie overkwam. Hij schreef de zogenaamde Duivelsverzen, een dichtbundel, die niet strookte met de heersende islamitische gevoelens en hij werd ter dood veroordeeld. De veroordeling werd uitgesproken door een zogenaamde ayatolla uit naam van hun god. Rushdie dook onder en leeft nog. Evenals bij de andere religies is het de bedoeling, dat iedereen zich tenslotte bekeert. Zo niet goedschiks, dan kwaadschiks.

Ook uit de Hadieths, de tradities, spreekt de nodige agressie. De volgende citaten uit deze Hadieths worden geacht een stichtende werking te hebben. De laatste drie regels doen denken aan de aanhef van de Bhagavad Gita.

  “….Jihad is uw plicht onder iedere heerser, of hij godvruchtig is of goddeloos.

  Een dag en een nacht strijd aan de grens is beter dan een maand vasten en bidden.

  Hij die sterft zonder deelgenomen te hebben aan de strijd, sterft zeker in ongeloof.

  Leer schieten want de ruimte tussen het doel en de boogschutter is een van de tuinen van het paradijs.      

  Het paradijs ligt in de schaduw van het zwaard….” 

Deze uitgesproken agressie en verheerlijking van de strijd is ook terug te vinden in hoe de eerste mohammedanen handelden. Vergelijkbaar met de kapersvloten van de watergeuzen, die eind zestiende eeuw voor Willem van Oranje roofden, overvielen mohammed en zijn allereerste volgelingen karavanen. Zo’n expeditie heette een razzia en kon afhankelijk van de lading van de karavaan weinig of veel opbrengen. Mohammed was dermate succesvol, dat hij op den duur kon beschikken over een leger van 300 man, dat hem hielp met met plunderen van de transporten. Men bedreef een soort combinatie van religie, roof en politieke rebellie. De niet-islamitische regering stuurde een strafexpeditie, maar mohammed wist ze te verslaan. In 630 nam hij met zijn moslim-leger Mekka, de hoofdstad, in. Nog tijdens mohammeds leiderschap werd het gehele Arabische Schiereiland onderworpen en tot een politiek militaire eenheid gebracht. Op zijn sterfbed schijnt hij gezegd te hebben, dat alle atheïsten van het Arabisch Schiereiland verwijderd moesten worden.
Na zijn dood ontbrak er een opvolgingsstrijd, die in feite tot op de dag van vandaag voortduurt. Het dispuut was of een vriend van mohammed op de troon moest komen, of zijn neef (en schoonzoon). Er werd oorlog gevoerd en de twee hoofdstromen van de islam ontstonden: het soennisme en het sjiïsme.

De zevende eeuw was vooral de periode van de kaliefen. Baghdad, dat in de achtste eeuw werd gesticht, werd de hoofdstad. In deze eeuwen werden de meeste veroveringen gedaan. Er ontstond een wereldrijk dat zich uitstrekte in noord-Afrika van Marokko tot en met Egypte, via het oorspronkelijke Arabische Schiereiland, tot en met Irak en Iran.
Ongeveer in de tiende eeuw zette het verval in. Weliswaar wist het moslimrijk Mallorca en delen van Sicilië te veroveren, maar Iran verklaarde zich zelfstandig van het kalifaat van Bagdad; en in noord-Afrika werd een “tegenkalifaat” gesticht. In 1055 werd Bagdad veroverd door Turkse seltsjoeken, afkomstig uit Centraal-Azië. Dit waren een soort voorlopers van de mongolen, die onder leiding van Djenghis Khan vanaf 1218 stukken van het noord-oosten van het kalifaat veroverden.
De oostelijke Middelandse Zeekust werd bedreigd door de katholieke expansie, de kruistochten. Maar deze stelde weinig voor vergeleken met de Mongolen en waren in militair opzicht nauwelijks een bedreiging. 
In de vijftiende eeuw werd Constantinopel veroverd en vanaf de zestiende eeuw regeerde de Ottomaanse dynastie, die de macht kon grijpen, omdat ze als eerste over vuurwapens beschikte. Op Europa wist ze daardoor de Balkan te veroveren en te islamiseren. Nog altijd is de islam een belangrijke religie in dit gebied. Een van deze Ottomanen was Suleyman I. Hij bood in 1568 aan, de protestantse beeldenstorm in de Hollandse Republiek tegen het katholicisme te financieren en militair bij te staan. De watergeuzen, de protestante kapersvloot van Willem van Oranje, lieten zelfs een eremunt slaan voor Suleyman.

In de zeventiende eeuw, deden de moslims de wereld voornamelijk opschrikken met zeeroverij vanuit het huidige Marokko. Zoals het moslimvolk in de zevende eeuw karavanen in de woestijn overvielen, legden de Marokkaanse mohammedanen zich toe op het overvallen van koopvaardijschepen en het plunderen van kustdorpen in Spanje, Frankrijk, Italië, eilanden in de Middellandse Zee, Ierland, Engeland en zelfs in de Hollandse Republiek. De bevolking werd meestal in slavernij afgevoerd. De zeerovers gingen steeds verder. IJsland werd bezocht en zelfs de Europese kolonies in Amerika bleven niet bespaard voor de behoefte aan liefst katholieke slaven. Een paleis met versterkte muren van een Marokkaanse sultan schijnt vrijwel geheel gebouwd te zijn door katholieke slaven. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog stonden de zeerovers aan de kant van de opstandige Hollandse protestanten, om op die manier het Spaans katholieke imperialisme zoveel mogelijk te bestrijden. Ongetwijfeld herkenden ze in de watergeuzen hun gelijken. Een van de bekendste moslim zeerovers is “Roodbaard”; hoewel in Nederland Piet Hein waarschijnlijk bekender is. De plundertochten van de laatste worden letterlijk nog steeds bezongen; waarschijnlijk omdat ze zoveel opbrachten.

In de achttiende eeuw ontstond het wahabisme. Het wahabisme ontkent scheiding van kerk en staat. Wetten moeten religiant zijn, rechters moeten religiant zijn, bestuurders en ambtenaren eveneens. In feite is het een totalitair systeem. De aanhangers van dit systeem beroepen zich op het begrip Tawheed. Dit betekent letterlijk “eenheid” en er wordt mee aangeduid, dat religie en staat één horen te zijn. In Saoedi-Arabië is dit wahabisme thans de staatsgodsdienst. Het pan-islamisme, dat in de negentiende eeuw opkwam, is min of meer uit het wahabisme voortgekomen. Het pan-islamisme stelt, dat alle moslims zich moeten verenigen tegen de westerse christenen en atheïsten. Deze geloofsleer was vooral in Egypte populair. En het is waarschijnlijk daarom, dat in 1928 in datzelfde land de moslimbroederschap werd opgericht. Deze moslimbroederschap pleegde in de Tweede Wereldoorlog zoveel aanslagen, dat ze na de oorlog verboden werd. De huidige uiterst gewelddadige Palestijnse Hamas-beweging wordt door de broederschap financieel gesteund.

In de loop van de twintigste eeuw is er vooral sprake van geweld tegen (en van) de joodse staat Israël. Van 1948 tot aan vandaag zijn er niet minder dan 12 oorlogen gevoerd tussen moslims en joden. Vaak wordt opgemerkt, dat deze conflicten terug gaan tot 1948. In werkelijkheid gaan deze conflicten veel langer en veel dieper terug. In het Oude Testament zijn er al religiante geschillen tussen palestijnen en joden. Hun conflicten gaan waarschijnlijk terug tot in de pre-historie. Ook nu nog is duidelijk waar te nemen, dat de wederzijdse haat gevoed wordt door religie. Het lijkt erop, dat alleen een flinke dosis secularisatie de partijen kan verzoenen, zoals dat met het Ierse conflict het geval lijkt. Onder de Palestijnen heerst ook grote verdeeldheid. Hamas en El Fatah voeren regelmatig oorlog tegen elkaar, als er niet tegen de joden gevochten wordt. Het is vergelijkbaar met de rekkelijken en de preciezen in de zeventiende eeuwse Hollandse Republiek.
Het zijn echter niet alleen joden, die het moeten ontgelden. Eigenlijk is iedereen, die niet islamitisch is, ‘fout’ in de ogen van de vrome moslims en verdient te sterven. Dit doodvonnis wordt dan ook veelvuldig toegepast door talrijke vrijwillige moslim moordenaars, die er zelfs niet voor terugdeinzen hun eigen leven te geven voor de wraak van hun bloeddorstige god. Een god, die betreffende moordzucht en behoefte aan bloedvergieten, in niets onderdoet voor de andere goden. Zo werd er in 1995 een moordaanslag gepleegd op de paus, die echter mislukte.
Je kunt je afvragen, of dit gods werk was of allahs werk.
In 1997 werden er 62 toeristen vermoord in het Egyptische Luxor op het moment, dat ze uit hun touringcar stapten, om de tempel van Hatsjepsoet te bezichtigen. Later bleek het een aan Al Qaida gelieerde organisatie te zijn, die het bloedbad had georganiseerd. Ook de toeristen moesten sterven voor het islamitische geloof.
Al Qaida en Osama bin Laden zijn voorbeelden van de overeenkomsten tussen de diverse religies. Zoals de katholieke kerk haar Inquisitie had en haar Bernard van Clairvaux, zo hebben de moslims hun Al Qaida en hun Osama. Zoals er uit naam van alle religies altijd bloed, veel bloed, is vergoten werden er in 2001 drieduizend mensen in het World Trade Center te New York om het leven gebracht uit naam van allah. Al Qaida eiste de verantwoordelijkheid op. In 2004 vielen er in Madrid niet minder dan 191 doden bij een aantal gelijktijdige bomaanslagen op een station. Weer eiste Al Qaida de verantwoordelijkheid op.

Theo van Gogh was een bekende televisiepersoonlijkheid, die geen blad voor de mond nam, als het om kritiek op de moslims in Nederland ging. Hij noemde ze geitenneukers. Waarschijnlijk was hij van mening, dat je beter in een staat kunt leven, waar je beledigd kon worden, dan in een staat waar je je mond moet houden. Ook vond hij natuurlijk, dat je de term geitenneukers kon gebruiken zonder daarom vermoord te worden. Mohammed Bouyeri, die zijn islamitische geloof zeer serieus nam, dacht daar anders over. Hij wachtte Theo op, toe hij op 2 november 2004 door de Linnaeusstraat in Amsterdam fietste. Mohammed had een groot gekromd mes bij zich, een wat kleiner fileermes en een geladen pistool. Eerst schoot Mohammed acht kogels in het lichaam van Theo, vervolgens sneed hij hem de hals door en stak het gekromde mes tot aan de ruggengraat in Theo’s lichaam. Met het kleine fileermes stak hij een brief voor Hirsi Ali in de borst van Theo.
Hirsi Ali is een politica en schrijfster, die evenals Theo van Gogh de islam bekritiseert. In de brief in Theo’s borst werd Hirsi Ali met de dood bedreigd. Er stond onder meer in, dat de moord op Theo bedoeld was, om haar duidelijk te maken, dat dit een poging was om ‘haar kwaad voor eens en voor altijd het zwijgen op te leggen’.
Veelzeggend is, wat de moordenaar zelf allemaal te zeggen had: Direct na het plegen van zijn daad meldde Mohammed aan omstanders, dat hij dit ‘kon maken’, omdat Theo ‘het ernaar gemaakt had’. Ook stelde hij, dat ‘iedereen nu wist wat, hem te wachten stond’. Tijdens zijn proces verklaarde Mohammed, dat democratie ‘in strijd met de wetten van god’ was en dat Theo moest sterven, omdat hij de ‘vijand van de Islam was’. Mohammed beschreef zichzelf als ‘instrument van god’. Interessant is, wat hij zei over zijn motief:

           “….Ik kan hem (Van Gogh) niet verdenken van enige hypocrisie, want hij was niet hypocriet. Dat was hij niet en ik weet dat hij uit overtuiging dingen zei… Dus het hele verhaal van dat ik mij beledigd zou voelen als marokkaan of omdat hij mij geitenneuker zou hebben genoemd, dat is allemaal niet waar. Ik heb gehandeld uit geloof. En ik heb zelfs aangegeven, dat als het mijn vader was geweest of broertje, had ik precies hetzelfde gedaan….“.

Mohammed kreeg levenslang conform de eis. Er was ook intrekking van zijn stemrecht geëist. Maar om onnavolgbare redenen vond de rechter, dat Mohammed zijn stemrecht kon behouden!
De meeste godsdiensten offerden wel eens dieren. Maar het moslimgeloof stelt, dat ieder dier ritueel geslacht moet worden. Ook bij gewone slachtingen. Dit komt erop neer, dat iedere islamitische slager verplicht is, alle dieren die hij slacht, te martelen. Iedere dag opnieuw moeten over de hele wereld miljoenen kippen, geiten, schapen en runderen vreselijk lijden, voordat ze de geest mogen geven. Bij de weerloze dieren wordt dan de hals expres niet helemaal doorgesneden en daarna moet het dier nog een minuut spartelen aan de haak door zijn lichaam, waaraan hij hangt. Dit moet per se een minuut duren, want dat schrijft de profeet voor.

Wilders is een bekend politicus, die zich evenals Theo van Gogh en Hirsi Ali kritisch uitlaat over de islam, maar niet over de overige godsdiensten. Hij wil een stop op de moslim immigratie, de islamitische scholen moeten afgeschaft worden, maar joodse en christelijke scholen wil hij handhaven. De koran zou verboden moeten worden, maar de bijbel niet.
Wilders maakte een kritische film over de islam, genaamd Fitna. Deze film moest het fascistische karakter van de koran aantonen. Aan het begin van Fitna wordt de profeet mohammed afgebeeld met een tulband en een bom. In de eerste helft van de film worden voorbeelden gegeven van moslimterrorisme: de aanslagen van 11 september 2001 op Manhattan, de aanslagen in Madrid in 2004, de moord op Theo van Gogh en fragmenten van de Iraanse president, waarin deze stelt, dat de joodse staat van de kaart geveegd moet worden. De tweede helft van de film handelt over de islam in Nederland, waarmee Wilders niet alleen de politieke islam bedoelt, maar de gehele islam. Aan het eind komt de koran in beeld, verdwijnt vervolgens weer langzaam en het geluid van scheurend papier klinkt. 
Nog voordat Fitna uitkwam en dus nog niemand de film had gezien, ontstond er flinke commotie in de moslimwereld: Iran liet weten, dat er flinke consekwenties zouden volgen, als de film zou worden uitgezonden. In Pakistan moesten Nederlandse diplomaten beveiligd worden tegen woedende moslims. De Taliban in Afghanistan dreigde de aanvallen op het Nederlandse leger op te voeren. In Jordanië werd opgeroepen Hollandse producten te boycotten. En in Egypte zond men uit protest tegen de nog niet bestaande film de Nederlandse kinderfilm “Waar is het Paard van Sinterklaas” niet uit (!).
Ook bij de Nederlandse regering brak regelrechte paniek uit: De minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken wezen Wilders op de gevolgen van Fitna en drongen aan, de film niet uit te zenden. De Nationale Coördinator Terrorismebestrijding wist te melden, dat de moslims nu voortaan Nederland als doelwit voor hun terreur zouden kiezen. Omdat de gebruikelijke TV zenders, in Nederland nota bene staatsomroep, het niet aandurfden de film uit te zenden, wendde Wilders zich tot de internetprovider Liveleak.com. Deze zond hem uit, maar moest na ernstige bedreigingen vanuit de moslimwereld de film weer uit de lucht halen. 
Ook in Engeland bleef het niet stil. Wilders was door een lid van het Britse Hogerhuis, vergelijkbaar met onze Eerste Kamer, uitgenodigd om de première van zijn film bij te wonen. Van de Britse ambassade kreeg de parlementariër echter te horen, dat hij ‘Ongewenst Persoon’ was en het land niet in mocht.
De bedreigingen aan het adres van Wilders waren intussen zo talrijk geworden, dat hij permanent bewaakt moest worden. In de eerste weken voordat zijn film uitkwam, moest  Wilders voor zijn veiligheid zelfs meerdere malen per dag verplaatst worden. Uiteindelijk kreeg hij een vaste verblijfplaats in een gevangeniscel in kamp Zeist.
Wilders weet echter van geen wijken en blijft vanuit de Tweede Kamer de islam bekritiseren. Een van zijn uitspraken luidt: als je alles wat fatsoenlijk is uit de koran scheurt, hou je een boekje over, zo dun als de Donald Duck. Wilders vergeet, dat dat ook voor de bijbel geldt. Ook vergeet hij, dat de scheiding van kerk en staat ver te zoeken is in Nederland. En in zekere zin is hij daar zelf ook slachtoffer van. Justitie schijnt, net als de moslims en een groot aantal christenen, namelijk onder invloed te staan van het waanidee, dat religie zwaarwichtiger is dan vrije meningsuiting: In 2009 besliste het hof, dat Geert Wilders vanwege zijn kritiek op de islam diende te worden vervolgd!

Er is ook veel terreur tussen moslims onderling. De verdeeldheid in de Arabische wereld is haast spreekwoordelijk. Moslims voeren onder elkaar ongeveer net zoveel oorlog als tegen niet-moslims.
Er zijn grote tegenstellingen tussen islamitische staten, die olie hebben en staten die daar niet over beschikken.
Verder zijn er politieke geschillen over het Israelisch-Palestijnse conflict, dat eigenlijk een joods-islamitisch conflict is.
Palestijnen, die oorlog voeren tegen elkaar tijdens één van de zeldzame momenten, waarop er niet tegen de joden gevochten wordt.
De ongelooflijk bloedige oorlog tussen het sjiïtische Iran en het regime van Saddam Hoessein. Hierbij werden duizenden Iraanse kinderen door mijnenvelden gestuurd met een plastic sleuteltje om hun nek, waarmee ze in het paradijs bij allah zouden komen. De sjiïten en soennieten in Irak en Syrië vergieten thans meer bloed van elkaar dan van de Amerikanen, die hun land bezet houden. In Baghdad worden soennitische kinderen, die in de handen van fanatieke sjiïten vallen met een touw aan een auto vastgemaakt. Zodanig dat ze er een meter of vijf achter hangen. Vervolgens worden ze dan achter de auto over het asfalt gesleept, tot ze dood zijn.
In 2005 werd een jonge vrouw doodgeschoten, omdat ze met haar verloofde in een auto zat, zonder begeleidster. Volgens de lokale Hamas leider, wiens taak het was de islamitische waarden hoog te houden, had ze daarom de doodstraf verdiend. Ze vertoonde on-islamitisch gedrag. Haar verloofde kwam er met een pak slaag vanaf.
In 2008 had in Somalië een vrouw buitenechtelijke sex gehad. Zij moest verschijnen voor een islamitische rechtbank, die haar berechtte en veroordeelde volgens de zogenaamde sharia, de wetten op grond van de koran. De vrouw werd ter dood veroordeeld door steniging. Dit betekende, dat ze werd ingegraven, zodat alleen haar hoofd en nek boven de grond uitstaken. Er moesten, volgens de sharia, minimaal 50 vrijwilligers gevonden worden, om de straf ten uitvoer te brengen. Ze werden gevonden ! De stenen, die hiervoor werden gebruikt, moeten overigens aan een bepaald in de koran voorgeschreven formaat voldoen. Ze zijn relatief klein, opdat het lijden niet te kort duurt. Steniging volgens de islamitische sharia wordt buiten Somalië toegepast in Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Soedan, Afghanistan en Pakistan.
In 2003 stond volgens dezelfde islamitische sharia nog de doodstraf op homo-sexualiteit in Saoedi- Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Soedan, Nigeria, Jemen en Mauritanië.

De grootste interne tegenstelling in de islam betreft het soennisme en het sjiïsme. Het grootste deel van de Arabische wereld is soennitisch. Sjiïtisch zijn: Iran, delen van Irak, Koeweit, Yemen, Syrië, delen van het Palestijnse volk, sommige golfstaten, Azerbeidzjan, Afghanistan en Pakistan.
Het schisma tussen de beide stromingen gaat terug tot in de zevende eeuw. Toen mohammed, de profeet, overleden was, brak er onenigheid uit, over wie hem moest opvolgen. Sjiïeten gingen er vanuit, dat zijn schoonzoon en tevens neef Ali hem moest opvolgen. Soennieten gingen ervan uit, dat mohammed geen opvolger had aangewezen en ook niet, hoe die bepaald zou moeten worden. Er is toen oorlog gevoerd tussen beide groeperingen, waardoor een schisma ontstond, dat duurt tot op de dag van vandaag.
Sjiïeten gaan uit van eenheid van religie en staat. In Iran, dat strikt sjiïetisch is, is de hoogste geestelijke leider, tevens het hoogste gezag in de staat. Soennieten zijn meestal wat meer voor scheiding van religie en staat. Een verschil tussen beide stromingen is ook de houding ten opzichte van het Israëlisch-Palestijnse conflict. De sjiïetische staten staan voor een harde lijn tegenover Israel (Iran: “van de kaart vegen”), terwijl de soennitische landen geneigd zijn, Israël te erkennen.
De sjiïetische voorkeur voor vermenging van religie en staat berust op het begrip tawheed (eenheid). Volgens deze tawheed verwerpen sjiïeten het wereldlijk gezag. Zelfs de rechtspraak wordt door deze islamitische stroming niet als onafhankelijk gezien, maar als onderdeel van de religie. De wetten van de koran gaan boven de burgerlijke wetten. In het sjiïetische Iran is het hoogste staatshoofd een ayatolla met veto-recht op iedere wet, die uitgevaardigd wordt. Zelfs al zouden de gekozen president en het parlement ervoor zijn. Het land kent ook de raad der hoeders. Deze raad der hoeders, bestaat uit alleen maar islamitische geestelijken en kan iemand verbieden aan verkiezingen mee te doen, als hij niet islamitisch genoeg is. Een ander uitvloeisel van dit Iraans sjiïetische tawheed idee is de religieuze politie. Deze speciale politie-eenheid controleert of vrouwen zich aan de religieuze kledingvoorschriften houden. Zo kreeg een tiener in Teheran, die iets te veel van haar haar liet zien, stokslagen van de plaatselijke wijkagent. Iran is een theocratie sinds de revolutie van 1979. De sjah werd toen verdreven door de ayatolla Khomeiny, die als een heilige werd en wordt vereerd. Meer voorbeelden van dit tawheed idee en die grotendeels ook in Iran spelen zijn:
Invoering van de sharia in plaats van de burgerlijke, democratisch gekozen, wetten.
Een kalief, die tegelijkertijd geestelijk leider en wereldlijk leider is.
Want “Islam is de oplossing voor alles”.
Andere landen moeten ook bekeerd worden.
Geweld tegen andersdenkenden buiten de islam wordt vaak verzwegen of goed gepraat.
De Universele Rechten van de Mens worden afgewezen. Met name op het punt van godsdienstvrijheid en gelijkberechtiging van vrouwen en homo’s.
Iemand die de islam wil verlaten, krijgt de doodstraf.
De confrontatie en de strijd met de ongelovigen moet zeker aangegaan worden.

Een voorbeeld van dit tawheed-denken gaf  Mohammed Bouyeri, toen hij terecht stond voor de moord op Theo van Gogh. Hij verklaarde, dat hij de Nederlandse rechtsstaat niet accepteerde, omdat hij alleen allahs wetten accepteerde.

Scheiding van Kerk en Staat 

Gelovigen, betoogde Bayle in de zeventiende eeuw, gingen altijd collectief naar hun kerk, deden daar hun eredienst, omdat hun god dat verlangde en vonden, dat ze daarom goed leefden. En automatisch vonden ze dan, dat iedereen die niet zo leefde, fout was. Religie en intolerantie waren hierdoor inherent aan elkaar. De kruistochten waren een afschrikwekkend voorbeeld, van waar zoiets toe kon leiden.
Natuurlijk zijn niet alleen de kruistochten voorbeelden van wat Bayle bedoelde. Al het hierboven geschetste geweld vanaf Kaïn en Abel tot en met de laatste bomaanslag door een islamitische terrorist zijn voorbeelden, van waar religie toe leidt.
De katholieke brandstapels, de protestante terreur, de joodse bombardementen en de islamitische aanslagen zijn allemaal pijlen uit dezelfde twee kokers: Een ziekelijke overmaat van religie en vermenging van geloof en staat. De geschiedenisboeken, die over het verleden gaan, staan vol van religiant geweld. De kranten, die over het heden gaan, staan ook vol van religiant geweld.
Spinoza vond, dat een van de belangrijkste taken van de staat was, er voor te zorgen dat niet één religie te veel ging overheersen. Wetten stamden niet van goden of koningen, maar van de burgerij. Hij vond godsdienst alleen maar een mening en vond tevens, dat kerk en staat zoveel mogelijk gescheiden moesten blijven. Hij had ongetwijfeld oog voor de lange geschiedenis van bloedvergieten van de kerken. En hij zag ook, dat het geweld altijd gepaard ging met vermenging van kerk en staat.

Hoe is het op dit punt in de hedendaagse Nederlandse politiek ?

In Nederland is de scheiding tussen kerk en staat zo lek als een mandje. In het onderwijs, in de regering, in het parlement, in de wetten en in de politiek; zelfs in de slachthuizen !
Ons huidige onderwijssysteem is te omschrijven als een vorm van gesubsidieerde apartheid: Islamitische, katholieke, gereformeerde en joodse kinderen worden in ons onderwijs letterlijk apart van elkaar gehouden.
In artikel 1 van de grondwet wordt discriminatie verboden. Religante discriminatie wordt in dit artikel zelfs expliciet genoemd. In artikel 23 wordt die discriminatie doodleuk geregeld; en nog wel in ons onderwijs ! Artikel 1 en artikel 23 van de grondwet zijn dus in strijd met elkaar !
De invloed van religianten op vrijwel alle maatschappelijke vlakken is, gezien het hiervoor geschetste verleden van de godsdiensten, bijna grotesk: Ze bemoeien zich met vrije zondagen, met abortus, wetenschappelijk onderzoek, wat er in onze musea hangt, welke films eruit mogen komen, hoe ver cabaretiers mogen gaan en ongetwijfeld zijn er nog veel meer voorbeelden te bedenken.
Het beste voorbeeld van de zogenaamde ‘kloof‘ is natuurlijk, dat het ongelovige deel van de burgerij in de talrijke bestuurslagen, die ons land kent, volledig ondervertegenwoordigd is. Aan de Haagse kant van de kloof is bijna iedereen, direct of indirect, met religie bezig. Aan de andere kant van de kloof is bijna niemand, afgezien van 10 % moslims, met religie bezig. Nederland is geseculariseerd sinds de jaren 60, maar de Haagse politiek en ons onderwijs niet!
In het parlement wordt het religiante geluid veel gehoord; in allerlei soorten, maten, gewichten, smaken, geuren en kleuren. En het atheïstische geluid? Oorverdovende stilte ! Sommigen zeggen er af en toe wel iets over, maar niemand zit daar als atheïst, als zodanig. Het is net, alsof we in een staat leven, waar je mag roepen, dat je in kabouters gelooft, maar als je daar niet in gelooft, kun je beter je mond houden en je mag in ieder geval niet in het bestuur van het Grote Bos.
In onze regering zit vrijwel altijd het CDA en in het parlement zijn bijna alle partijen min of meer religiant: De PvdA is zeer beïnvloed door moslims en gereformeerden. De moslims hebben ze nodig voor hun stemmen. Topfiguren van die partij beroepen zich erop, dat de “geest” van de Vrije Universiteit, die helaas iets met religie te maken heeft, toch wel “iets bijzonders” zou zijn. Bovendien moet de PvdA vrijwel altijd met het CDA regeren, dus kunnen ze niet al te veel van religie zeggen. Bij Groen Links zit er demonstratief een lok-moslim in de fractie, om vooral electoraal aantrekkelijk te zijn voor islamieten. De SP is op z’n zachtst uitgedrukt vergeven van de gereformeerden: Op een bijeenkomst van die partij in het Burgers Dierenpark, nabij Arnhem, hield een voormalig dominee (?) een toespraak, waarin hij herhaaldelijk refereerde aan jezus. Ondanks het feit, dat jezus opvallend weinig met socialisme te maken heeft, werd er enthousiast geapplaudisseerd voor de dominee door de massaal toegestroomde SP-ers. De SP wordt wel eens verweten, dat ze marxistische wortels zouden hebben. Hun echte wortels zijn mensen als Domela Nieuwenhuis en Jelles Troelstra. Die zijn ze kennelijk juist vergeten. Want die waren uiterst atheïstisch en uitgesproken anti-clericaal.
Carel Brendel heeft een boek geschreven: “Het Verraad van Links”, waarin heel gedetailleerd wordt weergegeven, hoe zeer de linkse partijen in de greep van religianten zijn.
Bij de VVD is het niet veel beter. Nergens in hun programma is iets te vinden over de secularisatie van ons onderwijs. De liberalen van de negentiende eeuw waren strikt atheïstisch en de meesten waren ook uitgesproken anti-clericaal. De liberalen van nu zijn kennelijk ook hun wortels vergeten.
Van D’66 zou op het punt van secularisatie nog het meest te verwachten zijn. Een van hun kamerleden heeft wel eens iets gezegd over de apartheid in het onderwijs. Maar dat je het wetsartikel op godsdienstvrijheid net zo goed kunt afschaffen om de simpele rede, dat we al een artikel voor vrije meningsuiting hebben, is iets wat men bij D66 niet eens begrijpt.
De PVV heeft dezelfde voorkeur voor religie als de andere partijen, inclusief het CDA. Wilders heeft een hekel aan de islam, maar is erg geporteerd van, wat hij noemt, de joods-christelijke cultuur.
Ondanks het feit, dat het grootste deel van onze bevolking seculier leeft, kun je alleen bij religiante partijen terecht. Van links tot rechts. Van CDA tot Wilders. De conclusie lijkt onontkoombaar, dat er electorale behoefte is aan een atheïstisch-seculiere partij.
Een partij, die niet uit gaat van marktdenken, socialisme of religie, maar van atheïsme met als inhoud literatuur, filosofie en historisch bewustzijn. Een inhoud, waar dit essay een voorbeeld van wil zijn. Dus niet atheïsme, dat vooral ‘niets’ is, maar atheïsme mèt inhoud. Atheïsme met handen en voeten. Atheïstisch seculier denken op basis van bijvoorbeeld Socrates, Spinoza en Bayle. Of Nietzsche, Freud en Darwin. En op basis van onze rijke geschiedenis. Een dergelijke basis voor een partij-ideologie is veel breder en rijker dan hetgeen waar liberalen, socialisten en religianten zich op beroepen ! Waarom zou atheïsme, met haar rijke inhoud niet als politiek uitgangspunt kunnen dienen ? Waarom socialisme, marktdenken en religie wel?

Bestudering en klassificering van het maatschappelijk en historisch aandeel dat de verschillende religies hadden en nog hebben aan de geschiedenis, laten zien dat er politieke behoefte is aan een Atheïstisch Seculiere Partij. Een partij die bovenal uitgaat van volledige scheiding van kerk en staat. Zeker in Nederland. Een partij, die niet uitgaat van marktdenken, socialisme of religie, maar van seculiere begrippen zoals geschiedenis en filosofie; bijvoorbeeld de vrijdenkers in de oudheid, de middeleeuwen en de moderne tijd.
Het programma van een dergelijke partij zou niet uitgesproken links of rechts moeten zijn. Het hoofdprogramma zou er als volgt uit kunnen zien:

Volledige scheiding van kerk en staat.

  • Alleen openbaar onderwijs. (artikel 23 van de grondwet is in strijd met artikel 1 !)
  • Afschaffing van alle ‘aparte’ (grond)wetten voor welke religiante groepering dan ook. (Er is maar één wet en die geldt voor iedereen !)
  • Kerken onder gewoon Verenigingsrecht laten vallen.
  • Geen nieuwbouw van kerken, moskeeën, synagoges e.d. (bestaande worden gerespecteerd)
  • Geen affichering van religie in de openbare ruimte.
  • Geen religie op publieke omroep.
  • Besnijdenis verbieden (jongens en meisjes).
  • Geen minderjarigen op religiante bijeenkomsten.
  • Ritueel slachten verbieden.

In 1925 heeft Vereniging de Vrije Gedachte een dergelijke partij opgericht. Ze haalden toen de kiesdeler net niet. Iedereen was toen nog gelovig. Dus dat was erg dapper van deze Vereniging.
Nu leeft iedereen seculier en religie is impopulairder dan ooit. Nu zou een Atheïstisch Seculiere Partij zeker de kiesdeler halen en waarschijnlijk meer dan één zetel.

LITERATUUR

  • Aristoteles: “Het opperwezen”; “Politica”
  • Bacon: “The Advancement of Learning”
  • Bailey: “The Greek Atomists and Epicurus”
  • Bayle: “Thoughts on the Comet”; “Historical and Critical Dictionary”
  • Bion: “Diatribae”
  • Boethius: “Consolatio”
  • Brendel: “Het Verraad van Links”
  • Bruno: “De l’Infinito, Universo e Mondi”
  • Caesar: “Oorlog in Gallië”
  • Carr: Wat is Geschiedenis”
  • Cliteur: “Moreel Esperanto”
  • Cornford: “From Religion to Philosophy”
  • Dante: “De Goddelijke Komedie”
  • Darwin: “Origin of Species”
  • Dawkins: “The Selfish Gene“; “The Blind Watchmaker”; “A Devil’s Chaplain”; “The God Delusion”
  • Descartes: “Discours de la Methode”; “Meditations”; “Principia Philosophiae”
  • Diderot: “La Religieuse”; “Encyclopedie”
  • Diogenes Laertius: “Leven en leer van beroemde filosofen”
  • Einstein: “Die Grundlage der Allgemeinen Relativitäts-theorie”
  • Erasmus: “Lof der Zotheid”; “Contemptu Mundi”
  • Festinger: “A theorie of Cognitive Dissonance”
  • Fortuyn: “De Islamisering van Nederland”
  • Fresco: “Socrates”
  • Freud: “Het Ik en het Es”; “Neurose en psychose”; “Dwanghandelingen en godsdienstoefeningen”; “Het Onbehagen in de Cultuur”; “De Toekomst van een Illusie”; “Totem en Taboe”; “De Man Mozes en de Monotheistische Religie”
  • Fromm: “De Angst voor de Vrijheid”
  • Harris: “Van God Los”
  • Heisenberg: “Schritte über Grenzen”
  • Hitchens: “God is Niet Groot”
  • Huizinga: “Herfsttij der Middeleeuwen”
  • Israel: “De Republiek”; “Enlightenment Contested”
  • Lucretius: “De Rerum Natura”
  • Luther: “Over de Joden en hun leugens”.
  • Marx: “Het Kapitaal”
  • Nietzsche: “De Anti-christ”; “Voorbij goed en kwaad”; “De Vrolijke Wetenschap”; “Genealogie der Moraal”; “Morgenrood”; “Menselijk al te Menselijk”
  • Palmer: “A History of the Modern World”
  • Plato: “De Staat”; “Apologie”; “Theaetetus”; “Phaedrus”; “De Sofist”
  • Russell: “Geschiedenis der Westerse Filosofie”; “Waarom ik geen christen ben”
  • Shelley: “De Noodzaak van het Atheisme”
  • Spinoza: “Ethica”; “Tractus Theologico-politicus”
  • Verhofstadt: “Pius XII en de Vernietiging van de Joden”
  • Vernes: “De Reis om de Wereld in Tachtig Dagen”