Atheïstische Beweging

Het seculiere denken

“Liefde voor de wijsheid”

De filosofie in de wetenschappelijke zin van het woord (‘liefde voor de wijsheid/waarheid’) ontstond in Griekenland uit de theologie in de 6-de eeuw voor christus. Ongeveer zoals de scheikunde uit de alchemie is ontstaan. Door de ondergang van het romeinse rijk en de opkomst van het christendom werd zij opnieuw overspoeld door de theologie. Pas met de reformatie enerzijds en de renaissance anderzijds, waardoor de kerk in z’n geheel verdeeld raakte en dus minder invloedrijk werd, kwam de filosofie opnieuw in de aandacht.(Russell)

Van de genoemde vijf tijdperken worden de voornaamste denkers in chronologische volgorde besproken.
Het blijkt, dat het atheïstisch/seculiere denken veel ouder is, dan men in het algemeen aanneemt. Het lijkt zo voor de hand te liggen, om aan te nemen, dat men in vroegere tijden dan de onze alles vanuit de religie benaderde en dat niemand daaraan twijfelde. Het zou ‘niet-eens-opgekomen-zijn’ in die mensen, dat er voor veel zaken een rationeel-wetenschappelijke verklaring zou zijn. Toch zijn er wel degelijk altijd seculiere denkers geweest, die daar bewust naar zochten. In ieder geval veel meer dan men vermoedt. Sterker: Je zou kunnen stellen, dat het atheïsme, dan wel het secularisme, als een rode draad door het denken van alle tijden heen loopt. De populaire veronderstelling, dat iedereen in het verleden diep gelovig was, inclusief de grote denkers, is bepaald onjuist en we zullen dat op deze site helder aantonen.

Het seculiere denken in de Oudheid was prominent aanwezig in de oudheid. Zie: Thales tot en met Lucretius.

In de Middeleeuwen speelde het atheïsme een grotere rol dan men denkt en vertoont vanaf de ondergang van Rome tot aan de Renaissance/Reformatie een opgaande lijn. Zie: Augustinus tot en met Bruno.

Voor de Middeleeuwen geldt op het eerste gezicht, dat de tijdgeest in een alles overheersende mate religieus was. Dat wil zeggen, dat er bijna alleen maar aan theologie zou worden gedaan en nauwelijks aan filosofie. 
En aan seculiere filosofie al helemaal niet. Sterker nog: Als je atheïstisch dacht en je stak dat niet onder stoelen of banken, dan kostte je dat je leven en je werd ook nog flink gemarteld. Het was de tijd van ketter- en heksenverbrandingen. De donkere Middeleeuwen!

Eigenlijk is er op dit punt weinig verschil met de Oudheid. Religie loopt over de puinhopen van het Romeinse rijk door tot aan het einde van de twintigste eeuw. Men heeft zelfs Rome, dat tot dan toe het centrum van de wereld was, gebruikt om daar de zetel van de katholieke kerk te plaatsen. Waarmee de destijds heersende religie ongetwijfeld iets van de grandeur van het oude Rome trachtte mee te pikken. Op zich zelf slaat het nergens op, om Rome als het centrum van gelovige wereld te bestempelen. Het christendom is begonnen aan de oostkust van de Middellandse Zee en had dus aanvankelijk niets te maken met Rome, maar verspreidde zich zelf door middel van het Romeinse rijk in noordoostelijke richting over vrijwel geheel Europa.

In de Middeleeuwen bereikte de kerk het hoogtepunt van haar macht. Wat tijdens het Romeinse rijk begonnen was als een beweging van outcasts en paria’s werd langzamerhand het maatschappelijk establishment, met als hoogtepunt uiteraard de kruistochten.
Je zou dus niet verwachten, dat er veel aan atheïstisch denken dan wel filosofie werd gedaan in een dergelijke periode.
Toch blijkt uit de Middeleeuwse, dat religie wel degelijk werd betwijfeld en het seculiere denken levendiger was dan men in het algemeen aanneemt. Zie: Augustinus tot en met Bruno.
Iedere cultuur heeft een subcultuur. Zo ook de Middeleeuwen. We durven zelfs te beweren, dat de seculiere gedachte dwars door de Middeleeuwen en dwars door de enorme druk van de theologie recht overeind bleef en zelfs een opgaande lijn vertoont en als zodanig de wegbereider was voor de Renaissance en de Reformatie. 

Wat is dat eigenlijk, “atheïsme” ?

De term ‘atheïsme’ heeft helaas een vrij negatieve klank: Alsof je, als atheïst, alleen maar ergens tegen bent en nergens voor. Atheïsten zouden alleen maar ‘anti’ zijn. Dergelijke, je zou bijna zeggen standaard-kritiek, is onjuist en doet het atheïsme onrecht aan.
Atheïsme betekent namelijk niet ’tegen god’ -inderdaad, ik schrijf het met een kleine letter-, maar ‘zonder god’.
Het betekent, dat atheïsten hun waarheden niet baseren op een in het algemeen slecht gedefinieerd godsbegrip, maar op rationeel-wetenschappelijke gronden.

Atheïsten zijn er altijd al geweest, maar ze hielden natuurlijk hun mond. Je kunt dat vergelijken met de situatie van homo-seksuelen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Je was wel ‘homo’, maar je hield er wijselijk je mond erover; vooral op je werk (Fortuyn). De religianten (mensen, die behoefte hebben aan occultisme) accepteerden het niet en zij vormden het maatschappelijk establishment. Maar als je het stiekem deed, dan gaf het niets. Een soort tolereren door net te doen, alsof het er niet was. Professor Dijkgraaf noemt dit overigens typisch nederlands.
Hierbij moet wel opgemerkt worden, dat de atheïsten altijd in de minderheid waren. De religianten zijn eigenlijk, met name in Nederland, altijd in de meerderheid geweest. Maar dat is in rap tempo aan het omdraaien. Nu (begin 21e eeuw) is waarschijnlijk al een meerderheid atheïst en zijn dus de religianten in de minderheid. De politiek-maatschappelijke konsekwenties hiervan zijn enorm ! Het wil namelijk zeggen, dat de religianten, die ruwweg vanaf de elfde eeuw de macht hebben gehad op het punt staan die macht af te staan aan de niet-gelovigen. Waarom ? Omdat dat zo werkt in een demokratie. Atheïsten behoren dit land te besturen en niet een religiante minderheid.  

Waarom is atheïsme zo positief ?

Atheïsme is een zeer positieve levenshouding. Het is overigens niet alleen maar een levenshouding – het is veel meer dan dat, maar het is wel onder andere dat.
Een aantal voorbeelden waar dit positivisme uit blijkt:

Ten eerste is atheïsme -en de atheïst-  voorstander van individuele vrijheid, voorstander van het gelijkheidsprincipe van de Verlichting en dus ook voorstander van verdergaande aanscherping van  van de grondwet:
In artikel 1 van de grondwet wordt gesteld, dat niemand op grond van religie, sexe of wat dan ook bijzondere rechten mag genieten, die de anderen dan niet zouden hebben: Kort samengevat: geen apartheid !
Bizar genoeg wordt in artikel 23 diezelfde apartheid doodleuk geregeld (aparte scholen voor de diverse officiële sekten). Atheïsme lijkt in dit geval negatief, omdat het de privileges voor de religianten wil afschaffen, maar is juist positief, omdat het de gelijkheid -het oorspronkelijke ‘leitmoitiv’ van artikel 1- in z’n volle glorie wil herstellen: We zijn allen gelijk, dus alleen maar openbare scholen ! Wat is daar nu negatief aan ? En wat is er positief aan, om hervormde, katholieke, islamitische en joodse kinderen apart van elkaar te scholen ? Wat is er positief aan ons huidige met religie doordrenkte onderwijsstelsel, wat eigenlijk neerkomt op een vorm van gesubsidieerde apartheid ?

Ten tweede is de atheïst voorstander van het aannemen van filosofie, wiskunde en theoretische natuurkunde in plaats van religie als het middel bij uitstek, om de waarheid te doorvorsen (Zie: Descartes, Spinoza, Bayle). Het klinkt misschien negatief, omdat het religiant-irrationele wordt afgezworen, maar het is ook in dit geval juist positief, omdat het wetenschappelijk/rationele ervoor in de plaats komt.

Op de derde plaats is de atheïst voorstander van een seculiere moraal, die universeel is. Dat wil zeggen een moraal, die overal over de hele wereld geldt. En niet van bijvoorbeeld een christelijke, joodse of islamitische moraal, die alleen maar in bepaalde delen van de wereld geldt. Een religiante moraal is dus zo-ie-zo een versnipperde moraal, met als gevolg dat men over de moraal ook nog vaak tegen elkaar ten strijde trekt. Een seculier-universele moraal is hierdoor uiteraard een stuk positiever dan een moraal die op een religie stoelt en juist verdeeldheid geeft, waarmee het tegenovergestelde wordt bereikt van wat ‘moraal‘ nu eigenlijk wil: een denksysteem (?), dat gaat over hoe mensen met elkaar en met zichzelf omgaan. Iedereen weet, dat de geschiedenisboeken, die over het verleden gaan, bol staan van het religiante geweld  (zie elders op de site) en dat de kranten, die over het heden gaan, ook bol staan van religiant geweld. Dus een moraal baseren op rationele universele, seculiere principes is in ieder geval een stuk positiever dan een moraal laten groeien op de bodem van één of meerdere occulte religies. (Cliteur)

Op de vierde plaats is de atheïst voorstander van vrije meningsuiting en vooral van vrije meningsvorming: gedachten en ideeën van een individu worden in de eerste en in de laatste plaats door het individu zelf opgesteld (Spinoza). Geen enkele dwang van welke groepering dan ook op het individu, kan en mag hierbij getolereerd worden. Bij vrijwel alle godsdiensten is dit zo’n beetje andersom: Onderdrukking van het individu is niet alleen toegestaan bij christenen, islamieten en joden; het wordt zelfs aangemoedigd: je mag vooral niet zelf uitmaken wie je liefhebt, wanneer je liefhebt, hoe je je kleed, wat je eet of drinkt of wat dan ook. Al dit soort zaken worden door de groep -in dit geval de kerk- uitgemaakt. Ten aanzien van individualisme in het algemeen en het individu in het bijzonder, moeten we dus het seculier-atheïstische denken als een stuk positiever kenmerken dan religie. Er is nog nooit -misschien met uitzondering van het geloof van de oude Grieken- een geloof geweest waar respect voor het “vrij-denkende” individu uit sprak: vrijwel ieder geloof is strikt collectivistisch: het is gericht op het belang van de groep en duidelijk niet op het individu. Individuen worden opgeofferd aan de groep en nooit andersom.

Een vijfde voorbeeld van het feit, dat atheïsme veel positiever is dan het klinkt, is de houding van atheïsme ten opzichte van de andere ‘grote vrijheden’: vrijheid van drukpers, vrijheid van vergadering en vrijheid van organisatie. De christelijke wereld kent een lange geschiedenis van onderdrukking en de islamitische wereld doet tot op de dag van vandaag ook niet bepaald een knieval voor vrijheid: Een land als Iran kent bijvoorbeeld “religieuze politie”.

Een zesde voorbeeld van het positieve aspect van atheïsme is het feit, dat atheïsme geporteerd is van een democratische republiek en duidelijk niet van een monarchie, zelfs niet van een constitutionele monarchie: Atheïsten gaan ervan uit, dat de bevolking uiteindelijk de meeste macht moet hebben. En tijdelijke machthebbers, hetzij gekozen presidenten of monarchen door geboorte hebben hun macht altijd “gekregen” van de burgerij en behoren die macht desgevraagd ook weer terug te geven aan die burgerij. Dit is natuurlijk een veel positievere benadering dan het religieuze ‘droit-divin’, wat in feite alleen maar elitair is en dus negatief aankijkt tegen de burgerij.
Het gelijkheidsprincipe van wat professor Israël de “Radical Enlightenment” noemt, laat ook geen koningen toe.

Een zevende reden waarom atheïsme veel minder negatief is dan het klinkt, is dat de atheïsten goed beschouwd slechts één god meer hebben afgeschaft:
In de oudheid had je een flink aantal goden en godheden (polytheïsme) en pas later ging men over op monotheïsme.
(In de katholieke kerk is het monotheïsme overigens nooit helemaal aangeslagen: men kent bijvoorbeeld een ruime hoeveelheid sinten, heiligen en zaligen).
Sinds de oudheid zijn er in ieder geval heel wat goden afgeschaft, tot men er nog één overhield.
En die laatste is ten slotte door ons afgeschaft. Dus wij, “de-vrijen-van-geest” zou Nietzsche zeggen, hebben eigenlijk maar één god meer afgeschaft. (Dawkins)

Atheïsten zijn ruwweg in te delen in drie groepen: 

Absolute atheïsten, relatieve atheïsten en religiante atheïsten.

1: Absolute atheïsten: Dit zijn atheïsten, die iedere vorm van godsdienst afwijzen en zeker als basis voor de moraal, de samenleving en bijvoorbeeld in het onderwijs. In het denken van de absolute atheïst is altijd het wetenschappelijk-rationele de voornaamste basis. Dat wil overigens niet zeggen, dat absolute atheïsten geen emoties kennen. In tegendeel, men kent wel degelijk emoties, maar men beschrijft die emoties meer vanuit de psychologie dan vanuit een god.

2: Relatieve atheïsten: Bestaan uit ‘ietsisten’, de term is van Plasterk, en agnosten. 
Ietsisten zijn atheïsten, die van zichzelf zeggen, dat ze niet in god geloven, maar ze denken wel “dat-er-iets-is”. Er is geen god, maar een beetje wel. Het is net zoiets als “een beetje zwanger”.
Agnosten zeggen, dat ze het niet weten. Ook zij laten de kerk in het midden. En vallen dus ook onder de relatieve atheïsten.
De relatieve atheïst bevindt zich in een soort tussenstadium tussen religie en atheïsme. De meeste ietsisten en de meeste agnosten ontwikkelen zich op den duur tot absolute atheïsten.

3: Religiante atheïsten: Dit zijn atheïsten, die eigenlijk net zo gelovig zijn als christenen, moslims of joden, maar ze aanbidden geen god, maar een levend mens: Hitler, Marx, Stalin, Mao of wie dan ook. Ze zijn in deze aanbidding minstens zo fanatiek als de fundamentalisten van de drie grote wereld-godsdiensten. En ze zijn in hun handelen minstens zo gevaarlijk. Het is nog maar de vraag welk denkstelsel de meeste mensen heeft omgebracht: De christenen of de socialisten ? Miljoenen, nee tientallen miljoenen zijn om het leven gebracht, omdat ze niet ‘recht genoeg in de socialistische leer’ waren. Alleen al uit naam van het Stalin-socialisme zijn er 60 miljoen mensen vermoord. Ook bij deze atheïsten zie je, net als bij de religianten een opzij zetten van het redelijk redeneren. Alles moet wijken voor de ideologie. Alles, wat te maken heeft met moraal, wordt van de officiële partij-ideologie afgeleid. Er is alleen maar de collectiviteit en geen enkele belangstelling, laat staan respect, voor het individu.
Eigenlijk zijn religiante atheïsten net zo gelovig als religianten. Ze zijn in ieder geval net zo gevaarlijk.

Een goed voorbeeld van een relatieve atheïst was Xenophanes, een van de pre-socratische filosofen. Hij twijfelde eraan, of de regenboog door een god werd gemaakt. Hij veronderstelde, dat het de weerkaatsing van de zon was op de regen. De intellectuele Griek prefereerde natuurlijk een rationele verklaring boven een godsdienstige. Het geestelijk niveau, dat hij hiermee uitstraalde is bijna ontroerend, gezien het feit, dat hij dit ongeveer een half millennium voor christus al zei; een periode die door en door religieus was.
Een tweede voorbeeld van een relatieve atheïst is natuurlijk Spinoza. Hij beschreef zichzelf niet als atheïst. Daar was hij veel te voorzichtig voor. Maar door zijn tijdgenoten werd hij wel als atheïst gezien. Waarom ?
Zijn filosofie zou je de ‘one substance’ theorie kunnen noemen. Spinoza hield namelijk vol, dat hij wel in god geloofde, maar hij vroeg zich af….wat is dat dan, ‘god’ ?
God is, betoogde Spinoza, het hele heelal met alle hemellichamen erin; dus ook onze planeet met alles erop en eraan: alle zeeen, alle landen, alle huizen, alle mensen….dat is god ! (‘deus sive natura’). God is gewoon de werkelijkheid en ‘dat-is-al’. Dus bidden had geen zin. En godsdienst en kerken helemaal al niet.
Bayle noemde Spinoza een atheïst en bewonderde hem ervoor. Voltaire noemde Spinoza “de meest konsekwente atheistische denker van zijn tijd en zelfs nog konsekwenter dan Epicurus en alle oude griekse denkers”. Spinozisme” heeft zelfs gedurende lange tijd in Europa een ongunstige klank gehad. Maar zijn boeken werden daarom des te beter verkocht (Israel).
Xenophanes en Spinoza waren eigenlijk relatieve atheïsten, zonder dat ze het wisten, omdat zelfs zij zich niet een wereld zonder godsdienst konden voorstellen. Ze waren “atheïst avant la lettre”.

(U kunt alle genoemde denkers eenvoudig raadplegen door in het filosofen-grid, op de homepage van de site op de betreffende denker te klikken) 

Appendix:

De Presocratische Filosofie:

                                            Thales            eind 7e eeuw/begin 6e eeuw VC

                                            Anaximander  6e eeuw VC ,

                                            Pythagoras     6e eeuw VC (iets later dan Anaximander)

                                            Xenofanes      6e eeuw VC ?

                                            Heraclitus       5e à 4e eeuw VC

                                            Anaxagoras    4e eeuw VC

                                            Protagoras     4e eeuw VC

                                            Demokritos    4e eeuw VC

 De Socratische Filosofie:    

                                           Socrates/Plato  5e eeuw VC  (worden 1 blokje)

                                           Antisthenes      445 tot 365 VC

                                           Diogenes          404 tot 323  VC

                                           Aristoteles        335 tot 323  VC

                                           Epicurus           342 tot ? VC

 De Postsocratische Filosofie:

                                           Bion         300 tot 250 VC

                                           Lucretius  99 tot 55 VC  

 De Middeleeuwse Filosofie:

                                           Augustinus 4e tot 5e eeuw NC

                                           Boethius     6e eeuw 

                                           Scotus        9e eeuw 

                                           Averroes    12e eeuw

                                           Occam       13e à 14e eeuw

                                           Wycliffe      1320 tot 1384

                                           Erasmus    1486 tot 1536

                                           Bruno         2e helft 16e eeuw

 De Moderne Filosofie:

                                           Descartes   1596 tot 1650

                                           Spinoza      1632 tot 1677

                                           Hobbes       1588 tot 1679

                                           Bayle          1647 tot 1706

                                           Meslier        1664 tot 1729

                                           Hume          1711 tot 1776

                                           d’ Holbach   1723 tot 1789

                                           Fichte          1762 tot 1814

                                           Feuerbach   1804 tot 1872

                                           Bradlaugh    1833 tot 1891

                                           Nietzsche    1844 tot 1900

                                           Freud          1856 – 1939

                                           Canabal      1891 tot 1943

                                        Russell        1872 tot 1970

                                           Sartre          1905 tot 1980

                                           Dawkins       1941-

                                           Hitchens      1949-

                                           Philipse        1951-

                                           Condell        1951-

                                           Cliteur          1955-

                                           Onfray          1959-

                                           Harris           1967-

Het Verband tussen Kennis, Atheisme en Religie

 Wat is kennis ?

De vraag is al vaak gesteld. Er zijn in de filosofie diverse kennis-theoriën. En als je het begrip kennis-theorie ruim opvat, dan wemelt het zelfs in de wijsbegeerte van kennis-theoriën.
Dit soort theoriën proberen altijd te beschrijven, hoe de relatie is tussen het indivdu en de informatie, die hij verwerkt. Of: Hoe kunnen wij kennen ?
We zullen een aantal kennis-theoriën kort beschrijven:
Pythagoras gaf de eerste aanzet, toen hij veronderstelde, dat je een zuivere cirkel alleen kon bedenken, terwijl die cirkel in de gewone werkelijkheid niet voorkwam. Echte cirkels zijn namelijk oneindig dun en dus niet waarneembaar. Je kunt er dus alleen maar een bedenken. Je kunt er niet een maken en laten zien. Ze bestaan alleen maar in je hoofd.
Plato werkte dit later uit tot zijn Ideeënleer, die erop neer komt, dat er twee soorten werkelijkheid zijn: De werkelijkheid van alledag om je heen; de huizen, de straten en alle mensen inclusief jezelf. En een tweede werkelijkheid, die je beleeft in je hoofd. De laatste zou een soort afdruk zijn van de eerste. Deze Ideëenleer is de oudst bekende volledig uitgewerkte kennis-theorie. (Russell)
De “Allegorie van de Grot”, een kennis-theorie van Socrates komt erop neer, dat een aantal mensen vastgebonden zit in een grot en alleen schaduwen kan zien op een muur voor hen. Dit is een beschrijving van de beperking van onze kennis.
Het “Cogito” (“ik denk, dus ik ben”) van Descartes stelt, dat we bestaan, omdat we informatie verwerken. Ook dit gaat over kennis. Namelijk dat je uit het verkrijgen van informatie af kunt leiden, dat je bestaat.
Hume twijfelde er aan of die “Ik” wel bestond; hij zag alleen maar de informatie in een razend tempo voorbij komen. Hij kon zichzelf niet waarnemen:

         “….Het lijkt net of ik besta uit slechts een bundeling of verzameling van verschillende gewaarwordingen, die elkaar opvolgen met een onbegrijpelijke snelheid….”

 Volgens Hume was er dus alleen maar kennis.
Fichte dacht het tegenovergestelde: Zijn Wissenschaftslehre” omschrijft het “Ik” als datgene, waarbinnen de werkelijkheid zich afspeelt. Het “Ik” omvat de hele werkelijkheid, het creeert niet alleen zichzelf, maar ook de natuur en de kosmos. Dingen bestaan dus alleen, als ze door iemand gedacht worden. En daar volgde uit, dat god niet kon bestaan zonder dat hij door één of meerdere mensen “gedacht werd”.

(U kunt alle genoemde denkers eenvoudig raadplegen door in het filosofen-grid, op de homepage van de site op de betreffende denker te klikken)

Als je het begrip kennis-theorie ruim opvat zijn er dus nogal wat theoriën, die als zodanig uitgelegd kunnen worden.
Maar we weten nog steeds niet, wat kennis is. We weten nog steeds niet, wat weten is.
De kwantum-theorie, hierna te besprekn, biedt echter een “way out”.

De kwantumtheorie als kennis-theorie.

De kwantumtheorie kan in zekere zin als een kennis-theorie gezien worden, die een einde maakt aan alle vorige kennis-theorieën.
De kwantumtheorie is (onder andere) gebaseerd op de “Kopenhagen-Interpretatie”, waarvan het “Complementariteitsbeginsel van Bohr” belangrijk is voor een beschrijving, van wat kennis is.
Dit Complementariteitsbeginsel houdt in, dat je bij een waarneming of een meting, de waarnemer en het waargenomene niet los van elkaar kunt zien: Ze vormen één systeem, in de holistische zin, en lenen zich dus niet voor verdere analyse. Door dit beginsel vervaagt eigenlijk de grens tussen het “Ik” als waarnemer en het waargenomene. Anders gezegd: Bij een waarneming, die altijd een interactie is tussen twee deeltjes of twee golfjes is er eigenlijk alleen maar de meetbare interactie. Wat waarnemer is en wat het waargenomene is, is arbitrair. Waarnemer en het waargenomene zijn eigenlijk één geheel. Kennis van het heelal is dus alleen mogelijk door er interactie mee aan te gaan. Maar door die interactie verander je het heelal, zodat echte kennis in feite niet mogelijk is. In kwantumtheoretisch opzicht komt het erop neer, dat we de werkelijkheid onderzoeken, waarnemen en meten, zoals we een horloge zouden onderzoeken door er iedere keer één stuk te slaan en vervolgens de onderdelen te onderzoeken. Uit de kwantum-theorie blijkt, dat je geen kennis vergaart, maar dat je veranderingen aanbrengt, door je meting of je waarneming. Je meet niet, maar je beïnvloedt. Je neemt niet waar, maar je brengt veranderingen aan. Puur door je waarneming zelf.
Dit is het einde van alle kennis-theoriën. Zelfs van de Ideeënleer van Plato.

Kennis van het systeem, van onszelf en van de ons omringende werkelijkheid is alleen te verkrijgen door er een verandering aan aan te brengen. Hoe het was voor je waarneming, kom je nooit te weten. Uit de kwantum-theorie blijkt dus een enorme beperking, van wat we überhaupt te weten kunnen komen. En er blijkt uit, dat het begrip kennis niet duidelijk te definiëren is. Omdat het niet los gezien kan worden van datgene, of diegene waardoor het gekend wordt. Bij het kennisproces wordt de kennis gealterneerd door de kenner en tegelijkertijd (dus nog steeds tijdens het kennisproces) wordt de kenner gealterneerd door de kennis. Die wederzijdse alternering is het kennis-proces.

Plato had dus gelijk, toen hij stelde, dat je niet een boom ziet, maar alleen maar de afdruk daarvan in je bewustzijn. Maar hij had ook weer ongelijk, want je krijgt zelfs geen afdruk van de boom. Er is alleen maar de interactie van jezelf met (het licht van) de boom.

Waarom is kennis zo belangrijk ?

Omdat het altijd toeneemt.
Historici, waar er veel te weinig van zijn, kennen twee geschied-beschouwingen, die lijnrecht tegenover elkaar staan en onverenigbaar zijn:
De cyclische geschiedbeschouwing en de lineaire geschiedbeschouwing. De Oude Grieken gingen uit van de cyclische variant: Zij stelden, dat je net zo goed kon spreken van “zoveel jaar ná de Atheens-Spartaanse oorlog” als “zoveel jaar vòòr de  Atheens-Spartaanse oorlog”. Want oorlog was er volgens de Grieken altijd al geweest en zou er altijd blijven. Eigenlijk veranderde er volgens deze geschiedopvatting nooit iets. Alles wat er was, kwam altijd weer terug. Na vrede kwam er oorlog en na oorlog kwam er vrede. De Grieken keken dus tegen het verschijnsel oorlog aan op dezelfde manier, zoals wij aankijken tegen bijvoorbeeld de varkenscyclus of het feit, dat hoogconjunctuur en laagconjunctuur elkaar altijd afwisselen. Zoiets als: “Na regen komt er zonneschijn en na zonneschijn komt er regen”. (Carr)
Lijnrecht hier tegenover staat de lineaire geschiedbeschouwing. Deze wordt vooral verdedigd door christenen en socialisten. Het is zelfs de grootste overeenkomst tussen deze twee denkstelsels. De laatste term is eigenlijk onjuist want christendom en socialisme zijn strikt genomen geen denkstelsels, maar wensstelsels. (Feuerbach, Freud, Nietzsche). Christendom en socialisme huldigen, in tegenstelling tot het antieke Griekse denken, de lineaire geschiedbeschouwing.
Christenen en socialisten gaan ervan uit, dat de geschiedenis een doel heeft. Namelijk de dag des oordeels met de terugkeer van jezus en de hemel respectievelijk de socialistische heilsstaat en het arbeidersparadijs. Beide stelsels gaan er vanuit, dat de geschiedenis zin heeft en naar een bepaald doel toewerkt. Marx zag de gehele geschiedenis als een stuk dialectiek, dat moest leiden naar de arbeidersheilstaat; de gehele historie moest worden gezien als het voorspel daartoe.
De discussie over lineair of cyclisch is een discussie zonder eind. Je kunt allebei verdedigen. Je kunt volhouden, dat er nooit iets wezenlijks verandert: Mensen blijven altijd strijd voeren; dat zit in hun genen. Dus we hoeven ons daar ook niet schuldig over te voelen. De Oude Grieken hadden gewoon een god voor de oorlog, waardoor ze zich niet schuldig hoefden te voelen (!). Pas met de komst van het christendom en in nog sterkere mate met de komst van het socialisme, naar aanleiding van de Industriële Revolutie, werd dit schuldgevoel betreffende de niet perfecte wereld, maatschappij breed ingevoerd (Nietzsche, Freud)
Eén ding neemt echter altijd toe. En dat is (technologische) kennis. Er is niet één wetenschappelijk gebied, dat in de loop van de tijd afneemt. Wetenschap neemt altijd toe. Wetenschappelijke kennis is altijd lineair en kan nooit cyclisch zijn. Het is onmogelijk, dat de hoeveelheid natuurwetenschappelijke kennis, die we hebben, over een tijdje weer afneemt.
Het menselijk gedrag lijkt cyclisch, maar onze wetenschappelijke kennis is lineair. Ze neemt zelfs exponentioneel toe !
Daarom is kennis zo belangrijk !

Maar wat heeft kennis met religie dan wel atheïsme te maken ?
Het omgekeerd evenredige verband !

Vrijwel altijd zie je, als de technologische kennis (informatie in het algemeen) in een samenleving toeneemt, dat de betekenis van religie afneemt. Religie en kennis zijn omgekeerd evenredig. Religie bestrijdt zelfs kennis. Atheïsme is recht evenredig met kennis. Dit principe is samen te vatten door middel van de volgende formule:

                                                I  =  1 / R 

I = de hoeveelheid informatie in een samenleving
R= de behoefte aan religie in een samenleving

Vijf voorbeelden:

Tienduizenden jaren, zo niet honderdduizenden jaren, is men van mening geweest, dat bijvoorbeeld bliksem van goddelijke oorsprong was, omdat alles van goddelijke oorsprong was. Het natuurverschijnsel werd meestal uitgelegd, als de woede uitbarsting van een god. Zo zou weerlicht ontstaan, doordat Wodan, één van de Keltische goden, op zijn strijdwagen (merk op, dat het weer om strijd gaat) door de hemel reed en zijn hamer tegen de wolken gooide. En wel zo hard, dat de vonken ervan af sprongen; wat wij op aarde dan als donder en bliksem ervaarden.
Wat opvalt, is dat men, zodra men in het kader van toenemende natuurwetenschappelijke kennis een rationele verklaring gevonden heeft, onmiddellijk en voorgoed de goddelijke verklaring verlaat en het belachelijke ervan inziet. Het ‘post satyrisch-Nietzschaans lachen’. Zodra men wist, dat statische elektriciteit de bliksem veroorzaakt, had niemand meer behoefte aan Wodan of een andere god. Geen katholiek zal het in zijn hoofd halen, om te zeggen, dat de zon om de aarde draait.
Hoewel nog veel christelijke religianten de evolutietheorie ontkennen.
Feit is in ieder geval, dat de wetenschappelijke kennis altijd toeneemt en de religieuze verklaring evenredig afneemt. Je kunt stellen: Hoe meer technologische kennis, des te minder religie. Het lijkt erop, dat men god alleen maar handhaaft voor onverklaarbare dingen, maar men laat het god-idee meestal snel vallen, als er een wetenschappelijke verklaring is. God wordt bewaard voor de onverklaarbare dingen.
Zelfs Newton, een van de grootste theoretische natuurkundigen uit de geschiedenis, deed hieraan mee: Newton had de banen van de maan en de planeten berekend en had laten zien, dat die banen geheel en al uit de zwaartekracht verklaard konden worden. De banen van die hemellichamen konden vanwege die zwaartekracht op geen enkele andere manier verklaard worden.
De zwaartekracht zelf kon Newton echter niet verklaren, dus schreef hij die maar toe aan god. In navolging van Newton is men eigenlijk altijd god blijven gebruiken voor de dingen, die men nog niet wist. Met als gevolg, dat god steeds verder teruggedrongen wordt, doordat wetenschappelijke kennis altijd toeneemt. Eigenlijk gebruikt men het godsbegrip alleen nog maar voor het begin van de oerknal. En zelfs dat wordt alleen nog maar gedaan door mensen, die geen idee hebben van de kwantummechanica en geen idee hebben, hoe prachtig de kwantumtheorie verklaart, hoe er door een kwantum-fluctuatie iets uit niets ontstaat.
Verderop zullen we zien, dat het heelal aan het begin van de oerknal een grootte had van één gedeeld door 10 tot de macht 43 kubieke meter. Zelfs vergeleken met een atoom is dat nog piepklein ! En dat is het enige, waar god nog aan te pas gekomen zou zijn. Een onvoorstelbaar kleine god dus.

Een tweede voorbeeld, dat hiermee samenhangt: Als een samenleving leeft van landbouw en visserij, dus van wat de natuur biedt, dan komt men veel eerder tot een religieuze natuurverklaring dan wanneer men leeft van het produceren van bijvoorbeeld auto’s. Een lopende band nodigt niet uit tot religie maar het feit, dat ieder jaar weer, na de winter, het gewas opbloeit, leidt om voorstelbare redenen wel tot religie. Hoe meer techniek in het verkrijgen van welvaart, des te minder religie. (college prof. von der Dunk, 1974)

Een derde geval van het omgekeerd evenredige verband tussen godsdienst en kennis is het verschijnsel, dat kennis altijd bestreden is door de kerk. De kerk heeft de wetenschap altijd gefrustreerd en zoveel mogelijk bestreden. Op leven en dood. Het geloof heeft altijd uiterst vijandig gestaan tegenover de wetenschap en houdt dat op schaamteloze wijze vol tot op de dag van vandaag.  
We hebben kennis genomen van de slachtpartij van de eminente geleerde Hypatia in de vijfde eeuw.
We weten, hoe Luther dacht over intellectuelen, gezien zijn uitspraak, waarin hij het verstand “de hoer van de duivel” noemde.
Erasmus merkte over de eerste christenen op, dat “de eerste stichters van deze religie in bijzondere mate de naïviteit aanhingen en felle tegenstanders waren van geleerdheid”.
Bruno werd levend verbrand, omdat hij aan sterrenkunde deed.
Gallileï werd veroordeeld tot levenslang huisarrest, omdat hij had ontdekt, dat de aarde om haar as draaide. Hij werd gedwongen om het af te zweren, hetgeen hij deed, omdat hij erg onder de indruk was van het lot van Bruno. Bovendien was hij van mening, dat men er toch wel achter zou komen, dat de aarde draait. Dus waarom er voor sterven ? Na zijn proces schijnt hij gezegd te hebben: “En toch draait ze !”.
Descartes was volgens Russell één van de grootste denkers aller tijden, omdat hij met zijn “Cogito” de moderne tijd een aanvang deed nemen en de Middeleeuwen voorgoed beëindigde. Descartes moest evenwel door Willem van Oranje in bescherming worden genomen tegen zowel katholieken als protestanten, die hem wilden vervolgen, omdat ook hij dacht, dat de aarde om de zon draaide.
Op Spinoza, één van de belangrijkste wegbereiders voor de Verlichting werd door zijn eigen Joodse gemeente een moordaanslag beraamd, omdat hij vond, dat de Thora niet door een god geschreven kon zijn.(Russell)
Tegenwoordig houdt de kerk zich bezig met het zo veel mogelijk tegenhouden en zelfs verbieden (!) van embryo onderzoek en in het bijzonder stamcelonderzoek (Onfray, Harris). De evolutieleer wordt door de kerken liever niet gezien in het onderwijs en zou volgens sommige religianten plaats moeten maken voor creationisme. Dat is hetzelfde als scheikunde lessen afschaffen en plaats laten maken voor Voodoo. Deze schaamteloze anti-wetenschappelijke houding houdt de kerk vol tot op de dag van vandaag. Van diverse Islamitische landen, onder andere van Afghanistan is bekend, dat meisjes niet mogen leren lezen en schrijven. Godsdienst is dus ook in het geval van de islam omgekeerd evenredig met wetenschappelijke kennis. Ook de islam schijnt niet te willen, dat haar volgelingen al te geïnformeerd raken. Nergens in de koran of bijbel wordt het lezen van andere boeken zelfs maar aangeraden.
Zonder religie hadden we honderd jaar eerder op de maan gezeten !

Een vierde en één van de belangwekkendste voorbeelden van de omgekeerde relatie tussen religie en geïnformeerdheid speelde aan het begin van de Reformatie en veroorzaakte haar voor een deel.
Rond 1440 werd de boekdrukkunst uitgevonden. De impact hiervan wordt ten zeerste onderschat. De invloed van de boekdrukkunst is misschien niet in kwantitatief , maar wel in kwalitatief opzicht te vergelijken met de komst van het Internet. Het is nauwelijks overdreven om de boekdrukkunst een informatierevolutie te noemen. Toen men in de loop van de vijftiende eeuw in Europa ermee begon, was het onmiddellijk een succes. Aanvankelijk kwam men niet veel verder dan tussen de honderd en tweehonderd exemplaren per druk. Maar al vanaf 1500 was duizend exemplaren per druk al niet meer ongebruikelijk en over heel Europa, en vooral in de Hollandse Republiek (!), ontstonden in de loop van de zestiende eeuw vele bedrijfjes, die zich met drukken bezighielden. Waarschijnlijk is dit succes te verklaren uit het feit, dat het westerse alfabet veel minder tekens kent dan bijvoorbeeld het chinese met haar duizenden karakters. Het is uiteraard geen toeval dat in die periode de Reformatie op gang kwam. Het industrieel drukken van boeken betekende een informatie-explosie ten opzichte van de periode daarvoor. Voor die tijd was er alleen maar de bijbel; bovendien kon bijna niemand lezen of schrijven.
De bijbel was in het Latijn en was dus alleen voorbehouden voor priesters. De hervormingsgezinden vonden het echter prima, om de bijbel te vertalen en in grote aantallen te drukken zodat en opdat iedereen hem kon lezen. De katholieken waren hier tegen. Alleen de priesters mochten in de bijbel lezen. Dit was een van de belangrijkste strijdpunten tussen de hervormers en de behoudende katholieken. De boekdrukkunst maakte dit strijdpunt dus überhaupt mogelijk. Pas met de boekdrukkunst kwam er niet alleen veel meer informatie dan de bijbel, maar zelfs de bijbel zelf kon men nu eindelijk eens lezen. Niet alleen kwam er veel meer informatie over bijvoorbeeld Socrates, Plato, Aristoteles en de Oudheid in het algemeen, maar de macht van de rooms-katholieke priesterklasse nam flink af, omdat ze niet langer als enige toegang had tot informatie. Deze kennisexplosie, die het gevolg was van de boekdrukkunst, ging aan de Reformatie vooraf en is ongetwijfeld één van haar belangrijkste oorzaken geweest. Deze kennistoename, die het gevolg was van het op grote schaal drukken van boeken veroorzaakte de Renaissance ten zuiden van de Alpen en de Hervorming in het noorden. Europa ging over van het gesproken woord op het geschreven woord en beleefde daardoor haar grootste cultuurverandering ooit: de Renaissance en de Reformatie.
De parallel met het Internet lijkt onontkoombaar. Een informatie explosie, die het gevolg is van een nieuwe techniek. Het toenemen van informatie verandert de ideëen van de massa dermate, dat er een volledig andere maatschappij komt. Met andere machtscentra, andere problemen, andere oplossingen, een andere politiek en vooral: met nieuwe definities over wat rechten en plichten zijn; en met nieuwe definities over wat goed en slecht is. Net zoals het Internet de gehele cultuur omwoelt, op individueel niveau en op maatschappelijk niveau, zo zette de boekdrukkunst het maatschappelijke aanzien van de zestiende en zeventiende eeuw volledig op z’n kop. Zoals het drukken van boeken op termijn de Renaissance en de Reformatie veroorzaakten, zo zal Internet een wereldwijde secularisatie op gang zetten.
De Middeleeuwse mens had maar één bron van informatie: de bijbel. Er was geen radio, geen TV, geen kranten, geen media. Er was maar één medium: de kerk en er was maar één boek: de bijbel.
Het is te vergelijken met een situatie, waarin wij via Internet, radio, TV, kranten, tijdschriften, kortom alle media,  alleen maar te horen zouden krijgen over god en geloof. Als de enige bron van informatie in een samenleving het geloof is en verder niets, is het logisch dat iedereen diep gelovig is. Het is in intellectueel opzicht bijna onmogelijk om in zo’n maatschappij seculier te denken. Het is dus ook niet verwonderlijk, dat de Renaissance en de Reformatie na en naar aanleiding van de boekdrukkunst ontstonden. Er was een informatie explosie voor nodig om de genoemde cultuurbeweging en religieuze beweging op gang te brengen. De informatie revolutie, waar we nu middenin zitten, het Internet, zal uiteraard ook de bestaande machtsverhoudingen omver werpen. Net zoals de boekdrukkunst de nodige relativering gaf ten opzichte van het oude gevestigde katholieke geloof, zo zal het Wereld Wijde Web een relativering geven ten opzichte van de nu gevestigde geloven; te weten het christendom, de islam, het jodendom, het hindoeisme en het boeddhisme. Net zoals het verspreiden van informatie over grote groepen van de samenleving aan het eind van de Middeleeuwen een einde maakte aan de macht en invloed van de kerk, zo zal het Internet een einde maken aan de macht en invloed van de hedendaagse (religiante) machtsinstituten. Geef een land als Iran, dat zichzelf een “Islamitische Republiek” noemt, één generatie lang breedband Internet en bijna iedereen is seculier. Omdat ze dan kennis gemaakt hebben met het feit, dat er veel meer mogelijkheden zijn dan geloven alleen. Als mensen nergens van op de hoogte zijn, dan geloven ze wel dat god hemel en aarde schiep op een manier, die te vergelijken is met de werkwijze van Harry Potter. Maar als ze voldoende geïnformeerd zijn, zullen ze de voorkeur geven aan de evolutietheorie en bijvoorbeeld de kwantumtheorie, omdat die wetenschappelijk zijn. Hoe meer men geïnformeerd is, des te aantrekkelijker is atheïsme. En hoe slechter men geïnformeerd is, des te aanlokkelijker is het godsgeloof.

Een vijfde verband tussen religie en kennis moet genoemd worden. Een verband dat te maken heeft met wat je het je het kwantitatieve aspect van een godsdienst kan noemen. Twee voorbeelden;
één ontleent aan de historicus Huizinga en één ontleent aan de Partij voor de Vrijheid.
Huizinga stelt in zijn “Herfsttij der Middeleeuwen”, dat het krijgen van te veel religieuze informatie kan leiden tot een afkeer ervan. Als overal waar men kan kijken, melding wordt gemaakt van god en het geloof in Hem, dan kan het gebeuren, dat men een tegenzin gaat ontwikkelen. Volgens Huizinga was de Reformatie daarom ook een reactie op een te veel van het oude, katholieke, geloof. Hij zegt hierover:

   “….In die oververzadigde atmosfeer kan de religieuze spanning niet steeds aanwezig zijn. Blijft die spanning uit, dan verdooft alles, wat bestemd was om het godsbesef te wekken, tot een schrikwekkende alledaagse onheiligheid….”. 

Hij geeft dit verschijnsel zelfs aan als één van de belangrijkste oorzaken van de Reformatie. De Reformatie zou vooral een reactie zijn op het te veel aan katholicisme. Er was, aldus Huizinga, in de loop van de Middeleeuwen vooral een kwantitatieve vermeerdering geweest van religieuze gebruiken en begrippen. Hij noemt dit: “overlading van het geloof”. Er kwam steeds meer: naast de sacramenten ontwikkelden zich benedicties, relieken, amuletten, rozenkransen, steeds meer heiligen en zaligen, steeds vaker allerlei religieuze feesten en heilige dagen, beelden, schilderijen en alles waarop de god genoemd kon worden.
De Reformatie was dus vooral, aldus Huizinga een reactie op de hoeveelheid geloof.
De uitgesproken negatieve houding van de Partij voor de Vrijheid (anno 2010) lijkt op het eerste gezicht een reactie op de inhoud van de islam. Ook hier spelen echter de kwantitatieve factoren van de islam een grotere rol dan op het eerste gezicht lijkt. Het is niet zozeer, dat de moslims een ander geloof hebben, dat de PVV-ers zo dwars zit. Inhoudelijk is het katholicisme en het christendom in het algemeen net zo verwerpelijk als de islam. En wel om dezelfde redenen. Ze roepen beide op tot geweld. Iedereen, die niet mee wenst te doen, moet worden gedood. En in bloedvergieten doen ze nauwelijks voor elkaar onder. De islam lijkt de laatste tijd gewelddadiger dan ooit, maar laten we niet vergeten, dat het christendom zevenhonderd jaar eerder is begonnen met terreur en genocide dan de islam.
Inhoudelijk hebben de islam en de christelijke religies meer overeenkomsten dan verschillen.
Inhoudelijk kunnen de PVV-ers dus weinig bezwaar hebben tegen de islam. Het moet daarom vooral de kwantitatieve factor zijn van de islam, die de PVV maar ook velen buiten die partij, dwars zit. De moslims hebben helemaal niet zo’n ander geloof dan de christenen. De koran is afgeleid van de bijbel. Veel heiligen, zoals Abraham en Jezus, zijn hetzelfde. Maar het moslimgeloof verschilt vooral in kwantitatief opzicht van de traditionele religies. Moslims doen veel meer aan hun geloof en maken van veel meer zaken een geloofskwestie: Wat je eet, wat je drinkt, wanneer je het eet, wanneer je het drinkt, hoe je je kleed, hoe vaak je naar de moskee gaat, geen scheiding tussen kerk en staat (althans de sjiïeten), enzovoorts, enzovoorts. De christenen doen er veel minder aan. Het is dus vooral een kwantitatieve kwestie. De moslim van onze tijd doet betreffende z’n religie een beetje denken aan de Middeleeuwse mens, zoals Huizinga hem beschreef.

Het zesde voorbeeld betreft onze kennis van het verleden.
Het is al eerder vermeld en ook Paul Cliteur wijst er herhaaldelijk op. In het verleden was het moeilijk en gevaarlijk om religie in het openbaar te bekritiseren. Daarom is in de geschiedenis van de filosofie weinig van een ondubbelzinnige houding tegenover religie te bespeuren. Censuur en andere beperkingen van de vrije mening maakten dat filosofen nooit werkelijk konden zeggen, wat ze wilden.

Alles wat men in het verleden schreef, is gekleurd met de toenmalige tijdgeest. Een tijdgeest, die dermate met religie doordrenkt was, dat de doodstraf stond op ‘niet meedoen’. Als er al kritische schrijvers waren, dan moesten ze dat in bedekte termen doen, onder pseudoniem of zelfs pas na hun dood. Als je dus goed wilt begrijpen wat men bedoelde, dan is het wat religie betreft natuurlijk noodzakelijk om tussen de regels door te lezen en te begrijpen, dat alles wat met het christelijke geloof te maken had, enorm is uitvergroot. Terwijl alles wat met atheïsme te maken had, is verwijderd. Vaak zelfs letterlijk. Als je naar iets door een rood filter kijkt, wordt het roder gekleurd dan werkelijk. Je zou het beeld dan achteraf moeten corrigeren voor rood, om een goed beeld te krijgen. Zo moeten we alles wat uit het verleden tot ons komt, als het ware ontdoen van -en corrigeren voor- religieuze kleuring. Het verleden is eerst grotendeels door de religianten ingevuld en de bestudering van het verleden vindt opnieuw door christelijke ogen plaatst. Ook onze maatschappij is veel te veel beïnvloed door god en geloof. Door een religieuze bril kijken we naar een historie, waar we alleen religieuze bronnen van hebben.
Kan er niet één hoogleraar in het atheïstisch seculiere denken van af ?
En niet alleen één voor geschiedenis, maar ook één voor atheïstische literatuur, één voor atheïstische wijsbegeerte en één voor atheïstische politiek. In feite zouden er net zoveel leerstoelen op de diverse seculiere gebieden moeten zijn als religieus geïnspireerde leerstoelen. Onze geschiedenis, maar ook onze geschiedschrijving is aan een harde secularisering toe. Het is niet overdreven om te stellen, dat er een compleet nieuwe geschiedschrijving moet komen. Namelijk één vanuit seculier oogpunt. Uiteraard is dit ook een kwestie van politiek. Zeker het aantal leerstoelen en waarin. Vooral langs politiek weg zal een flink stuk secularisatie, niet alleen aan onze geschiedschrijving maar aan onze hele cultuur, moeten worden toegevoegd. Als je naar de samenstelling van regering en parlement kijkt, wordt snel duidelijk, dat de invloed van de religianten op het openbare leven veel te groot is. Het lijkt tijd voor atheïstisch seculiere politiek. 

Het zevende voorbeeld is Religiante schizofrenie
Het moet genoemd worden, niet alleen omdat het een voorbeeld is van het omgekeerd evenredige verband tussen godsdienst en kennis, maar ook omdat deze vorm van schizofrenie tevens niet-gelovigen treft.
Wat is religiante schizofrenie ?
Religiante schizofrenie is het verschijnsel, dat men de ogen sluit en de andere kant opkijkt, als er immoreel wordt gehandeld uit naam van een religie. We zullen voorbeelden geven, hoewel er al een aantal zijn genoemd.

Zoals het niet willen zien, hoeveel ellende godsdienst door de eeuwen heen heeft gegeven.
De protestantse kerk keek de andere kant op, toen de slaven werden verscheept, de katholieke kerk zweeg, terwijl de joden werden vergast en in de islamitische wereld bleef het opvallend stil, toen de islamitische moordmachines zich in de Twin Towers boorden.

Maar ook in onze tijd en in onze maatschappij zijn er veel voorbeelden te geven:
Iedereen is het erover eens, dat je niet een stuk van een kind mag afsnijden. En ook niet van je eigen kind. Het lijkt een open deur intrappen op het eerste gezicht. Maar als je zegt, dat je het joodse geloof aanhangt en je noemt het “besnijdenis“, dan mag het wel ! En iedereen, zelfs de autoriteiten kijken de andere kant op. Opeens, omdat er religie in het spel is, wordt er geen enkel punt gemaakt van zware kindermishandeling. Ook niet -en dat valt op- door ongelovigen. Men pleegt te zeggen: “…ach het is hun religie, dus het kan geen kwaad…”.

   “….How many times can a man turn his head, pretending that he just doesn’t see….”                                                                                                          Bob Dylan

 Je mag natuurlijk geen dieren martelen. En dat staat keurig in de wet. Maar als je roept, dat je islamiet bent en je noemt het ‘ritueel slachten’, dan mag het wel. En ondanks het feit dat het impliciet en expliciet bij de wet is verboden, doet iedereen net als bij de joodse kindermishandeling, alsof er niets aan de hand is. Ook de ongelovigen. Niemand vraagt zich zelfs ook maar af, wat die arme beesten moeten ondergaan, als ze hangende aan een vleeshaak de mogelijkheid, om direct dood te gaan, ontnomen wordt, omdat ze een minimale hoeveelheid tijd moeten lijden om de ziekelijke religante behoeften van een aantal islamieten te bevredigen. Weer wordt er gezegd: Ach het is hun geloof en dus hoeven zij zich niet aan de wet te houden. Althans: We kijken de andere kant op, omdat het om religie gaat. Schizofrenie pur sang !  
Van de katholiek kerk is bekend, dat ze aan de holocaust bijna net zo hard heeft bijgedragen als de nazi’s. (Verhofstadt). En tal van andere misdaden tegen de mensheid staan op de naam van deze kerk. Het is nauwelijks overdreven om te stellen, dat genocide uitgevonden en verbeterd is door de katholieke kerk. Men moet toegeven, dat wat geweld betreft, de islamitische wereld flink van zich doet horen. Maar laten we vooral niet vergeten, dat de andere godsdiensten en met name de katholiek kerk ook een behoorlijke bijdrage hebben geleverd. Echter, over het katholiek aandeel in de oorlogsmisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog hoor je, in tegenstelling tot het fascistische aandeel, nooit iets. We doen net, of het er niet was. Ook de niet-gelovigen.

Ook een duidelijk geval van religiante schizofrenie is het niet luisteren naar Mohammed B. tijdens zijn proces, als hij uitlegt, waarom hij van Gogh vermoordde. De man gaf duidelijk te kennen, dat het religie was, dat hem tot zijn daad bracht.
Begrijpt iedereen dit wel ?

Katholieken en protestanten zijn (of waren) tegen winkelen op zondag, naar ze zijn zich in geen enkel opzicht bewust van tweeduizend jaar brandstapels.

           “….’t Is koudvuur, dus het geeft niet en het komt niet in de krant….”

                                                                           Lennaert Nijgh

Het volgende voorbeeld betreft iets, dat mij persoonlijk is overkomen. De moeder van mijn (tandarts)assistente was overleden. Omdat mijn assistente al bijna 20 jaar bij mij in dienst was, werden mijn vrouw en ik, ondanks het feit, dat we niet gelovig waren, uitgenodigd voor de speciale dienst, die in de plaatselijke gereformeerde kerk werd gehouden naar aanleiding van het sterfgeval. De dominee vertelde de samengekomen gemeente, dat de overledene ongeveer nu door de hemelpoort ging, daar hartelijk werd ontvangen en aan haar linker kant uitzicht had op enkele bloemenperken. Hij bracht het als een soort reisverslag. De dienst deed nog het meeste denken aan een aflevering van de “Nieuwe Kleren van de Keizer“. Niemand durfde de dominee bijvoorbeeld te vragen, hoe hij dat wist.
Ik ook niet !

Religiante schizofrenie is een echte vorm van schizofrenie. Freud hanteert in dit verband de term “Onderdrukking” (“Unterdrückung”) en hij definieert het als volgt:

                                  Een psychische operatie, die ten doel heeft een ongepaste of onlust wekkende inhoud- een inval, een affect etc. – uit het bewustzijn te doen verdwijnen.

 In de cognitieve wetenschappen wordt het “cognitieve dissonantiereductie” genoemd. (Leon Festinger)

Politieke aspecten

Carel Brendel wijst in zijn “Het Verraad van Links” terecht op het feit, dat men in de linkse kerk de andere kerk zoveel mogelijk ontziet. Worden er vrouwen onderdrukt in naam van een god ? De linkse partijen kijken de andere kant op ! Worden er dieren mishandeld in naam van een god ? Er wordt niet over gesproken. Worden er kinderen mishandeld in naam van weer een andere god ? De politiek zwijgt in alle talen, zoals dat bij een fatsoenlijke multi-culti samenleving hoort. Horen, zien en zwijgen is het devies van de Nederlandse politieke arena. Artikel 23 is in flagrante strijd met artikel 1: Artikel 1 verbiedt uitdrukkelijk discriminatie op religiante gronden. In artikel 23 wordt diezelfde apartheid doodleuk geregeld met het toestaan en zelfs financieren van hervormd, katholiek en islamitisch onderwijs. Men kijkt de andere kant op ! Men ziet het niet als een vorm van apartheid, maar als iets waar bepaalde occulte groeperingen recht op hebben.
Eeuwenlang hebben de religianten de politiek overheerst naar hun hand gezet en uitgebuit. De islamieten, die pas sinds kort een aanzienijk deel van onze samenleving vormen (ongeveer 10 %) doen dit natuurlijk nog een keer dunnetjes over. Wij, de seculieren, het overgrote deel van de Nederlandse bevolking betalen mee aan het adverteren van het islamitische geloof in ons onderwijs en in de publieke omroep. Want dat doen we al eeuwen met het christelijk geloof. 

Wanneer gaan we inzien, dat religie geen functie heeft in ons onderwijs ? Wanneer komt er een seculiere politiek partij, die de invloed van religie terugdrijft. Niet alleen op het gebied van onderwijs en publieke omroep. Maar op ongelofelijk veel andere terreinen: De wet, de grondwet, de Eerste en Tweede kamer, het leger, de gemeentehuizen, de stations, de sportvelden, de cultuur, zelfs in de slachthuizen speelt religie een rol !
In feite is het verwonderlijk, dat daar nog geen politiek reactie op is gekomen. Het zich ontwikkelen van een politieke partij, met een seculiere moraal (Cliteur) en een daarvan afgeleide seculiere politiek lijkt onvermijdelijk. De invloed van religie (christenen èn moslims) op ons openbare leven is veel te groot. Het merendeel van de Nederlandse bevolking doet niets aan religie. En toch maken de religianten de dienst uit. Dit roept om een atheïstisch seculiere partij.