Atheïstische Beweging

27_Bayle

Bayle

Bayle

Bayle leefde van 1647 tot 1706 in de Republiek, die hij een ‘pijler van de vrijheid van denken in Europa’ noemde. Vaak wordt Erasmus de filosoof van Rotterdam genoemd, maar je zou kunnen zeggen, dat Bayle die titel meer toekomt.
Wat grote indruk op hem moet hebben gemaakt en zijn hele verdere denken is blijven beïnvloeden, is de herroeping van het edict van Nantes. Hierbij werden de protestanten vrijwel alle rechten afgenomen: Eigenlijk kwam het erop neer, dat ze tweederangs burgers waren geworden. Vergelijkbaar met de anti-joden wetten tijdens het naziregime. Bayle beschrijft dit als ‘absurd’.

Hij kan de architect van het Spinozisme genoemd worden (zie: Spinoza). Spinozisme werd in de zeventiende, maar ook in de achttiende eeuw ongeveer gelijkgesteld aan atheïsme en materialisme; althans het materialisme van Hobbes. Hij vond, dat de moslims verder waren in filosofie dan ‘wij in het westen’. Het moslimgeloof schreef voor, ketters te bestrijden, merkte Bayle op, maar ze deden het niet. Bij de christenen was het net andersom. Met Averroes was hij het eens, dat er meer dan genoeg gelovige mensen waren. Maar mensen, die hun gezond verstand gebruikten, waren maar al te zeldzaam. Ook vond hij, met Averroes, dat religie zeker niet boven filosofie stond; integendeel ! Het zouden de filosofie en de rede moeten zijn, die over de religie oordeelde in plaats van andersom. Men noemt Bayle in dit verband: ‘rationeel militant’.
Hij was het met het ‘more geometrico-principe’ van Spinoza eens, dat erop neer komt, dat de wiskunde en het logisch redeneren op de eerste plaats komt. Ook het mechanisch wereldbeeld van Descartes werd door Bayle ondersteund. Religie was in de grond occult (zie: Erasmus).
Diverse schrijvers (Bayle zelf trouwens ook) stellen, dat er een ononderbroken lijn loopt van oude Griekse denkers als Thales, Xenofanes en Demokritos via Middeleeuwse filosofen als Scotus, Erasmus en Bruno naar moderne wijsgeren als Descartes, Spinoza, Hobbes en Bayle (zie: betr. denkers). Die lijn loopt overigens door naar de Verlichting, zullen we zien. Volgens Israel zijn Spinoza en Bayle de voornaamste grondleggers van de radicale verlichting.

Het lijkt erop, dat Bayle meer als een absolute-, dan als een relatieve atheïst gezien moet worden. Hij zegt zelf nog net niet, dat hij atheïst is, maar hij zegt wel, dat atheïsme ‘moet kunnen’. Hij geloofde in ieder geval niet in de god van joods-christelijke oorsprong. En zaken als heilige drieëenheid, onbevlekte ontvangenis, de wonderen van christus en de opstanding ontkende Bayle, omdat ze strijdig waren met het gezond verstand (zie: Bruno). Hij begreep dat de mensen in die dingen bleven geloven, eigenlijk alleen maar omdat ze er al zo lang in geloofden. Toch was het de taak van de filosoof erop te wijzen, dat religie in strijd was met de rede en dat daarom de maatschappij, de wetten, de moraal en de politiek veel beter op filosofie kunnen berusten dan op religie. Vooral de moraal moest los worden gemaakt van religie. Het zogenaamde monopolie van religianten op de moraal vond Bayle onterecht. Alleen moraal, die op de rede was gebaseerd en niet op religie, kon universeel zijn. Later komt Cliteur daar in de éénentwintigste eeuw op terug.
Ook een begrip als tolerantie kwam tot stand door rede en filosofie en zeker niet door goden en profeten; integendeel !
Bayle wees erop, dat de Chinezen een atheïstische beschaving hadden -hij zag Confucius als een atheïst- terwijl hun maatschappij toch ordentelijk, tolerant en moreel hoogstaand was. Hij merkte in dit verband op:

“….een societyt van atheïsten kan ook wel gereguleert zyn….”

Bovendien kon atheïsme zo-ie-zo geen kwaad, omdat god anders wel een wonder zou hebben gestuurd, om het te laten verdwijnen. Hij ging ervan uit, dat samenlevingen sterker, compacter en weerbaarder werden, als alle godsdiensten en zelfs atheïsme getolereerd werden. En hij geloofde, dat religieus fundamentalisme een maatschappij verdeelde en juist zwakker maakte door als een splijtzwam te werken. Christendom kon door haar irrationele grondslag niet in staat geacht worden een basis te vormen voor welke maatschappijvorm dan ook. Want ware christenheid betekende, aldus Bayle, bijna altijd dat de rede werd opgeofferd aan het irrationele geloof. En dit was zonder meer rampzalig te noemen. Niet aleen op maatschappelijk niveau, maar ook op individueel niveau.
Zo waarschuwde Bayle voor ‘priesters van alle tijden en alle volken’, die bijna altijd de gelovigen ophitsten tegen de niet gelovigen of anders gelovigen. Waar priesters zijn, is vervolging, stelde hij in navolging van Spinoza. Mensen, die voor zichzelf wilden denken, zijn door degenen, die van het geloof hun beroep maakten, vrijwel altijd vervolgd en onderdrukt.
Katholieken en protestanten hadden het altijd over ‘ketters’, maar ze waren kennelijk vergeten, dat ze zelf ook ooit ‘ketters’ waren. Gelovigen, betoogde Bayle, gingen altijd collectief naar hun kerk, deden daar hun eredienst, omdat hun god dat van ze verlangde en vonden, dat ze daarom goed leefden. En automatisch vonden ze dan, dat iedereen die niet zo leefde, fout was. Religie en intolerantie waren hierdoor inherent aan elkaar. De kruistochten waren een afschrikwekkend voorbeeld, van waar zoiets toe kon leiden.
Bruno was volgens Bayle niet vermoord als protestantse ketter, maar als filosoof. Hij beschrijft Bruno als een virtueel Spinozist en als absoluut atheïst.
De Staten-Generaal, het hoogste bestuurscollege van de Republiek was in Bayle’s ogen fout, omdat die de socinianen buiten de wet plaatsten. De socinianen waren een religieuze stroming, die de heilige drieëenheid ontkende.
Als je objectief naar het verschijnsel christendom keek, vond hij, kon je alleen maar tot de conclusie komen, dat dit niet de bedoeling van jezus kon zijn geweest.
Het enigste wat soelaas bood, volgens Bayle, was het religieuze denken te vervangen door de rede. De rede, die in iedereen zat. Zo zou bijvoorbeeld religie helemaal uit het onderwijs gehaald moeten worden en niet meer het domein van de priesterklasse mogen zijn, omdat onderwijs te belangrijk was om het te vermengen met religie. Merk op, dat zijn stelling nog steeds op gaat. Wij hebben ook nog steeds voor ieder geloof een aparte school.

Wat Spinoza en Bayle, die in de zeventiende- en tot ver in de achttiende eeuw vaak in één adem werden genoemd, erg benadrukten, is de gelijkwaardigheid van individuen. Individuen waren niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Dat was in die tijd zeer modern, omdat er tot dan toe vooral op de vrijheid van bepaalde groeperingen, zoals katholieken of protestanten, was ingezet. En niet op de vrijheid van het individu als zodanig. Spinoza en Bayle wilden af van een samenleving, die was gebaseerd op de ongelijkwaardigheid, die de religie, de priesters en de monarchie met zich meebrachten. Priesters konden dus nooit boven gewone mensen staan; in geen enkel opzicht. In zo’n maatschappij zou het individu zich beter kunnen ontplooien en emanciperen op sociaal, intellectueel, sexueel en gevoelsgebied. Ook zouden dan gelijke rechten tussen mannen en vrouwen mogelijk zijn. Terwille van het individu vond Bayle zelfs, dat echtscheiding toegestaan moest worden, want dan zou de rust in de gezinnen terugkomen, wat natuurlijk een zeer moderne gedachte was. In veel Europese landen is het nog maar kort geleden, dat dit mogelijk werd. Zelfs de keuze tussen geloof, welke dan ook, of atheïsme moest op individueel niveau genomen worden. En individuele vrijheid was volgens Bayle alleen gegarandeerd bij een volkomen scheiding van kerk en staat.
Met deze laatste ideëen betoont Bayle zich één van de modernste denkers van zijn tijd en laat zien, dat hij in onze éénentwintigste eeuw nog steeds actueel is.

Ooit was Bayle, toen hij nog niet atheïstisch dacht, van geloof veranderd en dit kwam hem op beschuldiging van ketterij te staan, zodat hij uit Frankrijk moest vluchten.
De consistorie van de Waalse kerk te Rotterdam zorgde ervoor, dat hij als hoogleraar ontslagen werd, omdat hij Epicurus verheerlijkte en vol hield, dat het christendom in moreel opzicht niet boven het atheïsme stond. Je kon als atheïst een prima leven leiden. Andere beschuldigingen luidden, dat hij zijn levenwerk zou maken van het bepleiten van atheïsme en het ondermijnen van religie.
De synode van Zuid-Holland, een religiante bestuurslaag, vond het nodig om zijn ‘intellectuele erfenis’ een jaar na zijn dood in 1707 postuum te veroordelen.
Door al deze veroordelingen verkochten zijn boeken uiteraard des te beter en deden vrijwel overal stof opwaaien in Europa. Zijn werk stond bekend als ‘gevaarlijke atheïstische literatuur.
Zijn belangrijkste werk ‘Dictionnaire historique et critique’, was zelfs een van de grootste bestsellers van de achttiende eeuw.

Geef een reactie