Atheïstische Beweging

43_Cliteur

Cliteur

Cliteur

Cliteur (1955-) is een Nederlands filosoof. Hij publiceert in meerdere media: boeken, artikelen, lezingen, radio, televisie en allerlei digitale media, al of niet in samenhang met het Internet. Uit zijn talrijke publicaties blijkt een liberaal, radicaal verlicht, atheïstisch, republikeinse stellingname. Sinds 2004 is Cliteur hoogleraar aan de universiteit van Leiden. In zijn inaugurele rede bekritiseerde hij, hoe de politiek met de multiculturele samenleving omgaat. Of, beter gezegd, hoe zij er nìet mee omgaaat.
Hij noemt zichzelf vrijdenker en zegt geïnspireerd te zijn door de radicale Verlichting, zoals beschreven door professor Israel in zijn ‘Enlightenment Contested’. Van de protestgeneratie van de jaren ’60, die nu op het regeringspluche zit, stelt hij, dat hun anti-autoritaire denken plaats heeft gemaakt voor het tegenovergestelde: De gehele samenleving wordt gegeseld met de zweep van hun “links politiek correcte denken”. We worden weliswaar niet naar het eiland Ameland verbannen of gedood, maar wel in de media, die in handen zijn van het links-religiante establishment, onmondig gemaakt. Kijk eens, naar hoeveel zendtijd religiante groeperingen in de publieke media hebben, vergeleken met de atheïsten. Cliteur vergelijkt de situatie met de zeventiende eeuw: Toen werd het kwaad geassocieerd met geloofsafval en ketterij; tegenwoordig met politieke ideëen, die afwijken van de socialistisch religieuze weg, die ons door de PvdA en het CDA gewezen wordt. Ze tegenspreken betekent bijna altijd, dat je niet ‘netjes’ bent en de discussie wordt dan meestal botweg beëindigd (zie: Condell, Philipse).
Cliteur is daarom een groot voorstander van de vermoordde politicus Fortuyn, omdat Fortuyn dit verketteren van iedereen, die niet ‘main-stream’ dacht, doorbrak. Vòòr Fortuyn mocht je niet eens kritiek hebben op de multiculturele samenleving, laat staan dat je mocht stellen, dat hij mislukt is. Hij noemt Fortuyn de “emancipator van de moslims”, “de heraut van het vrije woord”, “onze bevrijder van de politiek correcte denkpolitie” en “de apostel van de nieuwe politiek”. Zijn lofzang doet denken aan die van Lucretius op Epicurus.

Om een wat gedetailleerder beeld te geven van Cliteur’s denken, vatten we twee televisiecolums samen -uit het maatschappelijk kritische programma Buitenhof-, alsmede een boek (Moreel Esperanto):
De eerste column gaat over de Franse “Laïcité”, de scheiding van kerk en staat. De Fransen hebben er een woord voor. Wij niet; of je zou het moeten vertalen met ‘heidendom’. De Fransen nemen , volgens Cliteur, de principes van de radicale Verlichting veel serieuzer dan wij Nederlanders. Waarschijnlijk vanwege de Franse Revolutie. Toen werd namelijk niet alleen de monarchie afgeschaft, maar ook de macht van de priesterklasse (zie: Meslier). De Fransen namen de ideëen van onder meer Spinoza en Bayle dermate serieus, dat vanaf 1789 iedereen gelijk was (zie: Spinoza en Bayle). Iedereen was burger en er was geen koning meer, geen adel en er gold voortaan scheiding van kerk en staat. Tot op de dag van vandaag zijn dus alle scholen openbaar en er zal door de president nooit naar god verwezen worden. De president stelt zich duidelijk seculier op. Alle godsdiensten, stelt Cliteur, zijn in Frankrijk toegestaan, maar de staat financiert er niet één.
Heel Europa, en Nederland in het bijzonder, zou daar een voorbeeld aan moeten nemen:

“….Leve de Laïcité….”.

Vaak wordt gesteld dat er een religieuze opleving zou zijn. Juist daarom moet de staat neutraal zijn, vindt Cliteur, en religie ver van zich af houden (zie: Spinoza, Bayle). De staat zou, als je van de gelijkheidsprincipes van de verlichting uitgaat, als het ware moeten doen, alsof religie niet bestaat. In de wet moet het woord ‘god’ niet eens voorkomen.

In de tweede colomn spreekt Cliteur z’n verbazing uit over de houding die de Nederlandse regering aanneemt ten opzichte van genitale verminking om religiante redenen. Het kwam al lang voor in landen als Soedan, Somalië en Egypte. En het was toen nog ver weg, maar in het kader van de multi-culturele samenleving heeft dit verschijnsel ook in ons land haar intrede gedaan. Jonge meisjes worden hierbij met een glasscherf op rituele wijze van hun clitoris ontdaan. Op het feit dat dit nu ook in ons land gebeurt, reageerde de minister lakoniek: Zijne excellentie noemde het probleem “beperkt” en merkte op, dat je “om zoiets natuurlijk niet het hele systeem van jeugdzorg kon veranderen”. Cliteur zegt hiervan, dat hij z’n ogen niet geloofde, toen hij het las en laat de betrokken minister het volgende weten:

“….Ja Hans, als je willekeurig uit een bevolking van zestien miljoen mensen maar een paar jongetjes van de straat pakt en met een heggeschaar hun genitaliën verwijdert, is dat ook een in zijn omvang beperkt probleem. En ik begrijp ook wel, dat die snoepkasten op scholen een gezelliger onderwerp zijn. Bovendien ben ik – net als jij – ook zo’n gevoelige ziel, die naar het zapapparaat grijpt bij bloedige documentaires over dit onderwerp….”.

Reacties bleven natuurlijk niet uit: Cliteur werd uitgemaakt voor racist en stigmatiseerder. Zelfs de AIVD, een soort binnenlandse veiligheidsdienst, rapporteerde, dat felle kritiek op de islam contraproduktief zou werken op de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving. En het zou beter zijn, als Cliteur zijn toon zou matigen. Zelfs de Nederlandse regering werkte dus mee aan het voorkomen van kritiek op de islam. Hierdoor voelde Cliteur zich in 2004 zodanig beperkt in het uiten van zijn mening, dat hij z’n columns staakte. Het zou ongeloofwaardig zijn, stelde hij, als hij ze op ‘gematigde toon’ zou voortzetten.

Maar Cliteur liet het er niet bij zitten. In 2007 publiceerde hij Moreel Esperanto. In dit boek begint hij met te stellen, dat het iedereen natuurlijk vrij staat te geloven in kabouters, elfjes, feeën, één of meerdere goden of wat dan ook. Maar wanneer wereldleiders een oorlog beginnen op basis van berichten, die ze ontvangen zouden hebben uit een andere wereld, hebben we een serieus probleem. Cliteur noemt dit de ‘goddelijke-bevelstheorie’, die we kennen van Abraham, die zijn zoon moest offeren, maar ook van de religiante moord op Theo van Gogh. Religie en goden in het algemeen willen nogal eens bloed zien. Vreemd, gaat Cliteur verder, dat iedereen allerlei verklaringen zoekt voor de moord, terwijl de verklaring toch zo duidelijk door de moordenaar Mohammed B. zelf werd gegeven: namelijk zijn religie. Waarom nemen we dit niet serieus ?
Wat de samenleving nìet nodig heeft is een stuk op zes moralen, die gebaseerd zijn op een stuk of vijf occulte religies. Waar we geen enkele behoefte aan hebben is de joods-christelijke tradite, die door premier Balkenende en het vaticaan worden gepropageerd. Deze godsdiensten hebben in Europa juist als een splijtzwam gewerkt: Denk aan de kruistochten, het bloedvergieten tussen de katholieken en de protestanten tijdens de Reformatie, maar ook zeer onlangs nog in Ierland en de oorlog op de Balkan. Waar we wel behoefte aan hebben, is een debat over normen en waarden, die voor ons allemaal gelden en dus alleen al daarom niet op religie gebaseerd kùnnen zijn. Cliteur pleit voor een moraalsvorming, op basis van de gelijkheidsprincipes, zoals die geformuleerd zijn tijdens de Verlichting in het Europa van de zeventiende en achttiende eeuw (zie: Spinoza, Bayle, Meslier).
Als we ruzie willen over de moraal in plaats van een goed gesprek, dan moeten we de moraal vooral blijven baseren op religie: Dus geen religiante moraal, maar een soort “Moreel Esperanto”.

Cliteur lijkt vooral geraakt te zijn door Descartes, Spinoza, Bayle en Meslier. Het denken van Spinoza vindt hij “de sleutel voor de eenheid van Europa”, omdat hij de wegbereider was voor de radicale Verlichting. Wat ook opvalt is dat Cliteur, net als Nietzsche in zijn Antichrist, het begin van onze jaartelling ter discussie stelt: Nietzsche wou niet het jaar nul als begin van onze jaartelling, maar vandaag. Cliteur wil ook van het jaar nul af. Hij stelt voor om de geboortedag van Spinoza, als het nieuwe jaar nul te beschouwen. Klinkt goed: Het is dan niet “2009 na christus”, maar “379 na Spinoza” !

Geef een reactie